Cette leçon contient 47 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
Éléments de cette leçon
Les 25
Samenvatten
Slide 1 - Diapositive
Samenvatten
Oefening 1 op p. 306
Vraag a
Bekijk het fragment op Pelckmans Portaal en vul de notities aan.
Schrijf de antwoorden direct in de cursus.
Slide 2 - Diapositive
Samenvatten
Oefening 1 op p. 306
Vraag b
Beantwoord nu de vragen aan de hand van de notities.
Slide 3 - Diapositive
b. Wie speelt de hoofdrol in de video?
Slide 4 - Question ouverte
b. Wat onderzoeken ze?
Slide 5 - Question ouverte
b. Hoe onderzoeken ze dat?
Slide 6 - Question ouverte
b. Waarom doen ze dat?
Slide 7 - Question ouverte
c. Factcheckers wil de video op YouTube plaatsen met een samenvatting erbij. Welke samenvatting is de beste?
A
Samenvatting 1
B
Samenvatting 2
C
Samenvatting 3
Slide 8 - Quiz
d. Kruis de kenmerken van een goede samenvatting aan.
In een goede samenvatting ...
A
vind je veel details en voorbeelden terug.
B
lees je enkel de hoofdpunten.
Slide 9 - Quiz
d. Kruis de kenmerken van een goede samenvatting aan.
In een goede samenvatting ...
A
staan symbolen en tekens.
B
is er samenhang tussen de zinnen.
Slide 10 - Quiz
Samenvatten
Oefening 1 op p. 306
Vraag e
Markeer twee zinnen in de samenvattingen die overbodige informatie bevat voor een samenvatting in de YouTubeteksten.
Doe dit direct in de cursus.
Slide 11 - Diapositive
Samenvatten
Theoriekader op p. 307
Lees de theorie en duid de belangrijke termen aan.
Slide 12 - Diapositive
Samenvatten
Oefening 2 op p. 308
Lees de tekst en beantwoord de vragen.
Slide 13 - Diapositive
a. In welke alinea staat informatie die ook aan bod kwam in het YouTubefragment?
A
tip 1
B
tip 2
C
tip 3
D
tip 4
Slide 14 - Quiz
Samenvatten
Oefening 2 op p. 308
Vraag b
Formuleer boven elke alinea een krachtige, samenvattende tip als tussentitel. Gebruik de imperatief (= BEVELVORM).
Slide 15 - Diapositive
b. Formuleer boven elke alinea een krachtige, samenvattende tip als tussentitel. Gebruik de imperatief (= BEVELVORM).
- Alinea 1?
Slide 16 - Question ouverte
b. Formuleer boven elke alinea een krachtige, samenvattende tip als tussentitel. Gebruik de imperatief (= BEVELVORM).
- Alinea 2?
Slide 17 - Question ouverte
b. Formuleer boven elke alinea een krachtige, samenvattende tip als tussentitel. Gebruik de imperatief (= BEVELVORM).
- Alinea 3?
Slide 18 - Question ouverte
b. Formuleer boven elke alinea een krachtige, samenvattende tip als tussentitel. Gebruik de imperatief (= BEVELVORM).
- Alinea 4?
Slide 19 - Question ouverte
d. Bekijk de zinnen uit de tekst en markeer waarnaar het gekleurde woord verwijst.
Zorg ervoor dat de mensen met (wie) je op reis gaat, ook goed voorbereid zijn.
A
de mensen
B
je op reis gaat
C
voorbereid
D
zijn
Slide 20 - Quiz
d. Bekijk de zinnen uit de tekst en markeer waarnaar het gekleurde woord verwijst.
Zo ben je bij diefstal niet in één klap al je geld kwijt, (wat) sowieso een opluchting zal zijn.
A
zijn
B
een opluchting zal zijn
C
een opluchting
D
Zo ben je bij diefstal niet in één klap al je geld kwijt
Slide 21 - Quiz
d. Bekijk de zinnen uit de tekst en markeer waarnaar het gekleurde woord verwijst.
Laat dan de waardevolle voorwerpen (die) je niet nodig hebt, achter in je hotelkluis.
A
niet nodig hebt
B
de waardevolle voorwerpen
C
achter
D
in je hotelkluis
Slide 22 - Quiz
d. Bekijk de zinnen uit de tekst en markeer waarnaar het gekleurde woord verwijst.
Houd een vervoersbewijs (dat) je net gekocht hebt, al klaar voor je de trein of de metro instapt.
A
houd
B
een vervoersbewijs
C
je net gekocht hebt
D
instapt
Slide 23 - Quiz
Het betrekkelijk voornaamwoord
Theoriekader op p. 309
Lees de theorie en duid de belangrijke termen aan.
Slide 24 - Diapositive
Het betrekkelijk voornaamwoord
Oefening 3 op p. 309
Vul het betrekkelijk voornaamwoord in.
Slide 25 - Diapositive
1. De politie heeft deze week drie personen gearresteerd ... deel uitmaken van een bende professionele zakkenrollers
Slide 26 - Question ouverte
2. De bende zou bestaan uit zo’n zestien individuen ... gelinkt kunnen worden aan minstens achttien feiten
Slide 27 - Question ouverte
2. De bende zou bestaan uit zo’n zestien individuen ... gelinkt kunnen worden aan minstens achttien feiten
Slide 28 - Question ouverte
3. Begin dit jaar startte het team ... gespecialiseerd is in gauwdiefstallen een onderzoek nadat dezelfde verdachten in beeld kwamen bij drie verschillende gauwdiefstallen.
Slide 29 - Question ouverte
4. De politie kon meerdere daders, ... allemaal woonachtig zijn in het Brusselse, identificeren.
Slide 30 - Question ouverte
5. Bij huiszoekingen in Sint-Gillis en Sint-Agatha-Berchem kon de politie twee verdachten arresteren, ... een doorbraak betekende.
Slide 31 - Question ouverte
6. Het parket, ... onmiddellijk op de hoogte werd gebracht, stelde een onderzoeksrechter aan.
Slide 32 - Question ouverte
7. De drie verdachten werden aangehouden, de andere vermoedelijke daders met ... de verdachten samenwerkten, staan geseind.
Slide 33 - Question ouverte
8. Het beste ... natuurlijk kan gebeuren, is dat ze ook snel worden gevonden.
Slide 34 - Question ouverte
Het betrekkelijk voornaamwoord
Oefening 4 op p. 310
Lees de tekst en beantwoord de vragen.
Slide 35 - Diapositive
Het betrekkelijk voornaamwoord
Oefening 4 op p. 310
Vraag a
Noteer een accolade bij de inleiding, het midden en het slot en schrijf er I, M of S bij.
Doe dit direct in de cursus.
Slide 36 - Diapositive
b. Wat is de centrale vraag waarop het artikel een antwoord geeft?
Slide 37 - Question ouverte
c. Welke deelvragen worden in de alinea's van het midden beantwoord?
- Alinea 1?
Slide 38 - Question ouverte
c. Welke deelvragen worden in de alinea's van het midden beantwoord?
- Alinea 2?
Slide 39 - Question ouverte
c. Welke deelvragen worden in de alinea's van het midden beantwoord?
- Alinea 3?
Slide 40 - Question ouverte
Schooltaalwoord
! Opgelet !
Het woord 'centrale' uit vraag b is een schooltaalwoord.
Je duidt dit woord aan in de cursus. Je schrijft onderaan in de cursus een zin met dit woord zodat de betekenis duidelijk wordt.
Slide 41 - Diapositive
Het betrekkelijk voornaamwoord
Oefening 4 op p. 310
Vraag c
Zoek de kernzin (= de belangrijkste zin van een alinea. Vaak is dit de eerste of de laatste zin van de alinea.) in elke alinea. Vul de notities aan met kernwoorden.
Doe dit direct in de cursus.
Slide 42 - Diapositive
e. Lees de samenvattingen van de eerste alinea van het midden. Vergelijk de inhoud met de notities. Kruis de beste samenvatting aan.
A
1
B
2
C
3
Slide 43 - Quiz
Het betrekkelijk voornaamwoord
Oefening 4 op p. 310
Vraag f
Wat is niet goed aan de andere samenvattingen? Kruis alle elementen aan.
Doe dit direct in de cursus.
Slide 44 - Diapositive
Het betrekkelijk voornaamwoord
Oefening 5 op p. 312
Schrijf een samenvatting van de tweede alinea van het midden.
Doe dit direct in de cursus.
Slide 45 - Diapositive
Het betrekkelijk voornaamwoord
Oefening 6 op p. 312
Werk nu de volledige samenvatting af.
Doe dit direct in de cursus.
Slide 46 - Diapositive
Het betrekkelijk voornaamwoord
Je bent op het einde van de les.
Neem de correctiesleutel (vooraan) en verbeter.
Schrijf je naam op het blad (vooraan) zodat ik weet wie klaar is.