Spreekdoel, publiek, formeel/ informeel

timer
10:00
1 / 17
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

Cette leçon contient 17 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

timer
10:00

Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Na deze les kan ik:

  • Welke spreekdoelen er zijn en kan ik een spreekdoel koppelen aan en fragment
  • Weet ik het verschil tussen formeel en informeel taalgebruik
  • Publiek koppelen aan een fragment
Dit gaan we doen!

Slide 2 - Diapositive

Lesdoel
Bespreek het lesdoel met uw leerlingen.
Log in!

Slide 3 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

spreekdoelen

Slide 4 - Carte mentale

Cet élément n'a pas d'instructions

Spreekdoelen 
1 Informeren - de spreker wil de kijker iets nieuws laten weten - Journaal

2 Amuseren - de spreker wil de kijker vermaken - Sesamstraat, soap, film

3 Overhalen - de spreker wil de kijker overhalen iets te gaan doen -  actie voor een goed doel, reclame op tv

Slide 5 - Diapositive

Bij een programma of film op tv heeft de spreker ook een doel. Dit noem je dan het spreekdoel. 
De spreekdoelen zijn hetzelfde als de tekstdoelen: informeren/amuseren/overhalen.


Ga naar opdracht 44 blz. 175 vraag 1
Bij welk onderwerp past het spreekdoel amuseren?

Slide 6 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Formeel en informeel taalgebruik


Aan mensen die je kent (bekenden) schrijf je informeel. 

Aan mensen die je niet kent (onbekenden) of ouderen schrijf je formeel. 

Slide 7 - Diapositive

Degene die het Journaal presenteert is de spreker met het doel om de kijker te informeren. Spreekdoel is dus informeren.

De kijker thuis is het publiek. 
De spreker past zijn taalgebruik aan op het publiek. 
De spreker van het journaal zal eerder formele taal gebruiken en de sprekers uit Sesamstraat informele taal. 
Doei!
A
formeel
B
informeel

Slide 8 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions


A
Formeel
B
Informeel

Slide 9 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Formeel of informeel?
Jouw opa of oma
A
Formeel
B
Informeel
C
Geen van beide
D
Allebei

Slide 10 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Formeel of informeel?
Een arts in het ziekenhuis
A
Formeel
B
Informeel
C
Geen van beide
D
Allebei

Slide 11 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

50 jaar Sesamstraat

Slide 12 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wie is het publiek?
A
Volwassenen
B
jongeren
C
kleuters

Slide 13 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wie is het publiek van het NOS journaal?
A
Volwassenen
B
jongeren
C
kleuters

Slide 14 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wie is het publiek van reclame voor hippe kleding?
A
Volwassenen
B
jongeren
C
kleuters

Slide 15 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Aan het werk (gk)
1. Schrijf het gele blokje op blz. 101 over in je schrift en gebruik daarbij zoveel mogelijk je eigen woorden.
2. Maak opdracht 57 en 60
3. Oefen je woordenschat en maak opdracht 27 blz. 71

Slide 16 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Aan het werk
1. Schrijf het gele blokje op blz. 174 over in je schrift. Gebruik daarbij zoveel mogelijk je eigen woorden. Schrijf het zo kort mogelijk op.
2. Maak opdracht 47 blz. 176. 

Slide 17 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions