B1 REG meewerkend voorwerp 26-5-2021

Herhaling meewerkend voorwerp
1 / 16
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 1

Cette leçon contient 16 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Herhaling meewerkend voorwerp

Slide 1 - Diapositive

Welke zinsdelen hebben we ook alweer?

- Persoonsvorm (PV)
- Onderwerp (OW)
- Werkwoordelijk gezegde (WWG)
- Lijdend voorwerp (LV)
- Meewerkend voorwerp (MV)
'Ik geef les aan de brugklas.'

Slide 2 - Diapositive

De winkelmedewerker gaf het bonnetje aan meneer Jansen.

Slide 3 - Diapositive

Tim gaf zijn broertje een knuffel.

Slide 4 - Diapositive

Waarom geef jij Jip een koekje?

Slide 5 - Diapositive

Wat is het lijdend voorwerp in de volgende zin?
Mijn moeder geeft eten aan de hond.
A
Mijn moeder
B
Eten
C
De hond
D
Aan de hond

Slide 6 - Quiz

Wat is het meewerkend voorwerp in de volgende zin?
Mijn moeder geeft eten aan de hond.
A
Mijn moeder
B
Eten
C
De hond
D
Aan de hond

Slide 7 - Quiz

Wat is het lijdend voorwerp in de volgende zin?
Jip geeft Mieke een cadeau.
A
Jip
B
Aan Mieke
C
Mieke
D
Een cadeau

Slide 8 - Quiz

Wat is het meewerkend voorwerp in de volgende zin?
Jip geeft Mieke een cadeau.
A
Jip
B
Aan Mieke
C
Mieke
D
Cadeau

Slide 9 - Quiz

Wat is het lijdend voorwerp in de volgende zin?
Max stuurt Tessa een brief.
A
Max
B
Brief
C
Tessa
D
Een brief

Slide 10 - Quiz

Wat is het meewerkend voorwerp in de volgende zin?
Max stuurt Tessa een brief.
A
Max
B
Een brief
C
Tessa
D
Aan Tessa

Slide 11 - Quiz

Wat is het lijdend voorwerp in de volgende zin?
Jos koopt bloemen voor zijn mooie vrouw.
A
Jos
B
Bloemen
C
Vrouw
D
Zijn mooie vrouw

Slide 12 - Quiz

Wat is het meewerkend voorwerp in de volgende zin?
Jos koopt bloemen voor zijn mooie vrouw.
A
Jos
B
Bloemen
C
Zijn vrouw
D
Voor zijn mooie vrouw

Slide 13 - Quiz

Wat is het lijdend voorwerp in de volgende zin?
Mijn kat heeft een muis voor mij gevangen.
A
Mijn kat
B
Een muis
C
Voor mij
D
Mij

Slide 14 - Quiz

Wat is het meewerkend voorwerp in de volgende zin?
Mijn kat heeft een muis voor mij gevangen.
A
Mijn kat
B
Mij
C
Muis
D
Voor mij

Slide 15 - Quiz

Ik snap wat het meewerkend voorwerp is.
Ja
Nee
Een beetje

Slide 16 - Sondage