Diagnostische toets

Diagnostische toets

Noteer het werkwoord van de zin.
Maikel valt van de trap.

Noteer het werkwoord van de zin.
Zwaait Yessin naar mij?

Noteer het werkwoord van de zin.
De hond loopt naar zijn mand.

Noteer de persoonsvorm (pv) van de zin.
Jasper vertelt een goede mop.

Noteer de persoonsvorm (pv) van de zin.
Mijn opa trakteert mij op een gebakje.

Noteer de persoonsvorm (pv) van de zin.
Mijn nichtje speelt goed gitaar.

Noteer het werkwoordelijk gezegde.
Hoe maak jij je favoriete playlist op Spotify?

Noteer het werkwoordelijk gezegde.
Milan wil bij mooi weer barbecueën met zijn vrienden in het park.

Noteer het werkwoordelijk gezegde.
Suze heeft deze zomer veel gesurft.

Noteer de ik- vorm van de volgende werkwoorden. willen, hebben, werken, kunnen en beven.

Noteer het hele werkwoord van elke persoonsvorm.
Ali bracht zijn broertje naar school.

Noteer het hele werkwoord van elke persoonsvorm.
De fiets staat in de stalling.

Noteer het hele werkwoord van elke persoonsvorm.
Mijn zus schilde een appel.

Zet de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd.
De docent (schrijven) het huiswerk op het bord.

Zet de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd.
Wat (vinden) jij van mijn nieuwe spijkerbroek?

Zet de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd.
Niki (worden) eerste bij de fietswedstrijd.

Vul in jij of ei.
Hij z.... dat hij morgen langs zou komen.

Vul in jij of ei.
Bek...k eerst het recept, voordat je begint met koken.

Vul in g, gg of ch.
De psy.........oloog had veel gesprekken

Schrijf de zin over en verbeter ze.
Gisteren heerlijk ijsje gegeten in het park.

Schrijf de zin over en verbeter ze.
Heb honger, joh!

Je helpt een oudere mevrouw in de supermarkt.

1. Formeel
2. Informeel

Je maakt een poster voor het schoolfeest.

1. Formeel
2. Informeel

Je appt met een klasgenoot.

1. Formeel
2. Informeel

Je spreekt met vrienden af om te gaan voetballen.

1. Formeel
2. Informeel

Wat is vaktaal (jargon)?

1. Een taal die heel goed gesproken wordt.
2. Taal die bij een bepaald beroep hoort.
3. Taal voor vakken zoals wiskunde of aardrijkskunde.

Welk jargon hoort bij de kok?

1. Rook
2. Vuur
3. Pan
4. Julienne

Welk jargon hoort bij de dirigent?

1. Noten
2. muziek partituren
3. sleutel
4. Mollen en kruizen

Welk jargon hoort bij de bioloog?

1. Hart dissectie (snijden in het hart, om te kijken hoe het hart er van binnen uitziet)
2. Water
3. Zuurstof
4. Koolstofdioxide

Einde