2.2. Stalin en het communisme

De Sovjet-Unie
2.2 Stalin en het communisme
1 / 46
suivant
Slide 1: Diapositive
GeschiedenisMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

Cette leçon contient 46 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

De Sovjet-Unie
2.2 Stalin en het communisme

Slide 1 - Diapositive

Let op! SO
10 december een SO over 2.1, 2.2, & 2.3
Staat in SOM. 

Slide 2 - Diapositive

Lesdoel
Aan het eind van deze les kun je:

  • verklaren hoe Jozef Stalin in de Sovjet-Unie aan de macht kwam
  • uitleggen wat de planeconomie inhield
  • uitleggen wat collectivisatie is en hoe dat in de Sovjet-Unie werd toegepast
  • uitleggen wat het Stalinisme inhoudt.

Slide 3 - Diapositive

Er komen 4 herhalingsvragen aan... 
Herhaling van de vorige les(sen)

Slide 4 - Diapositive

Wat zijn Bolsjewieken?
A
De aanhangers van Karl Marx
B
De aanhangers van Lenin
C
Een ander woord voor adel
D
De achternaam van Lenin

Slide 5 - Quiz

De bedenker van communisme was?
A
Marx
B
Lenin
C
Stalin
D
Kautsky

Slide 6 - Quiz

Welke gebeurtenissen ontstonden door de februarirevolutie?
A
Er ontstond een economische crisis
B
De Bolsjewieken kregen alle macht in handen
C
De tsaar moest afstand doen van de troon
D
De Sovjet Unie werd een eenpartijstaat

Slide 7 - Quiz

Welke volgorde van Russische leiders van vroeger naar later is juist?
A
Tsaar - Stalin - Lenin
B
Lenin - Stalin - Tsaar
C
Tsaar - Lenin - Stalin
D
Stalin - Lenin - Tsaar

Slide 8 - Quiz

Maak je klaar om aantekeningen te nemen
Uitleg

Slide 9 - Diapositive

Visie Marxisme:
De communistische revolutie wordt door de arbeidersklasse geleid.

Visie Leninisme:

De communistische revolutie wordt door de partij geleid.

Visie Stalinisme:
Communisme met één man als leider (Stalin zelf).

Slide 10 - Diapositive

Nieuwe Economische Politiek
Na de burgeroorlog... 
Door de revolutie en burgeroorlog was er hongersnood ontstaan: 
economie moest hersteld worden. 

Poging van de communistische regering: Nieuwe Economische Politiek (NEP)

  • Boeren mogen weer deel van hun productie verkopen op de vrije markt.
  • Kleine particuliere bedrijven werden weer toegestaan

  • Banken en grote bedrijven (industrie) blijven wel in handen van de staat.

Dit was een succes: er ontstond welvaart. 


Slide 11 - Diapositive

In maart 1919 werd Stalin als één van de vijf leden van het bestuur van de Communistische Partij gekozen.
In april 1922 werd hij secretaris-generaal van de partij. 

Slide 12 - Diapositive

Slide 13 - Diapositive

Lenin overlijdt in 1924. In zijn testament zegt hij dat Stalin niet geschikt is als opvolger! 

Slide 14 - Diapositive

Stalin wist dat Lenin de voorkeur gaf aan anderen om het land te leiden. 
Deze tegenstanders werden in een machtsstrijd, letterlijk, uit de weg geruimd.


Stalin zal het economisch achtergebleven land snel industrialiseren
en de Sovjet-Unie laten uitgroeien tot een wereldmacht.

Maar dit had een erg hoge prijs..
Het land werd een totalitaire staat met Stalin als dictator

Slide 15 - Diapositive

Stalin, de opvolger van Lenin
  • In 1924 volgt Stalin Lenin op
  • Ook wel 'man van staal' genoemd
  • Zijn vorm van het communisme heet Stalinisme
  • Terreur, hij moordt zijn tegenstanders uit
  • Besloot van de Sovjet-Unie een industriële supermacht te maken. 

Slide 16 - Diapositive

Video
Josef Stalin, leider van de Sovjet-Unie (1878-1953) (1:41)

Introductie op het onderwerp 
Vraag: met welke twee ideeën wilde Stalin een moderne industriële samenleving bereiken in Rusland? 

Slide 17 - Diapositive

Slide 18 - Vidéo

Met welke twee ideeën wilde Stalin een moderne industriële samenleving bereiken in Rusland?

Slide 19 - Question ouverte

Stalinisme
Planeconomie
  • Onder Stalin werd de Sovjet-Unie een planeconomie.
  • De staat besliste wat én hoe er moest worden geproduceerd (vijfjarenplan).
  • Kwantiteit was belangrijker dan kwaliteit
  • Grote opbouw van zware industrie: ijzer en staal + steenkolen- en ijzermijnen. Snelle industrialisatie: in tien jaar veranderde de Sovjet-Unie in een industriële samenleving.
  • Slechte omstandigheden: lange uren, onhygiënisch, slecht weer. 

  • Stalin wil aantonen dat de Sovjet-Unie een machtiger land was dan de kapitalistische landen met hun vrije markt-economie.

Slide 20 - Diapositive

Collectivisatie
Vanaf 1928: boeren moesten hun grond afstaan. 

Om de snel groeiende stedelijke bevolking te kunnen voeden moest de landbouw meer opbrengen: kleine boerenbedrijfjes werden opgeheven --> reusachtige agrarische ondernemingen. 

Tractoren en moderne werktuigen. 

Slide 21 - Diapositive

Collectivisatie in de landbouw
  • Collectivisatie in de landbouw: Kolchozen (grote landbouwbedrijven) kregen de grond van kleine boeren. Boeren moesten gezamenlijk de grond bewerken en de opbrengst voor een vaste prijs aan de staat verkopen. 

  • Zo kunnen de boerderijen meer en goedkopere produceren leveren aan de staat, kon de opbouw van industrie van worden betaald.

Slide 22 - Diapositive

Collectivisatie
  • Opstanden: verstoppen van graan en slachting van vee. 
  • Boeren en arbeiders die zich tegen de collectivisatie verzetten  werden vermoord of gedeporteerd naar Siberië.
  • Collectivisatie leidde in 1932-1933 tot een enorme hongersnood. 

  • Collectivisatie: samenvoeging van privé boerderijen in grote gemeenschappelijke landbouwbedrijven




Slide 23 - Diapositive

Slide 24 - Diapositive

Slide 25 - Diapositive

Er komen 4 quizvragen aan... 

Slide 26 - Diapositive

NEP is een voorbeeld van...
A
Privatisering (eigen bezit)
B
Collectivisatie (eigendom van staat)

Slide 27 - Quiz

Wat hoort NIET bij de planeconomie van Stalin?
A
vijfjarenplan
B
NEP
C
collectivisatie van de landbouw
D
industrialisatie

Slide 28 - Quiz

Welk begrip past er bij de afbeelding?
A
Collectivisatie
B
Strafkamp
C
Eigendom
D
Planeconomie

Slide 29 - Quiz

Welke begrippen horen bij de bron?
A
censuur en totalitair
B
censuur en zuivering
C
collectivisatie en totalitair
D
collectivisatie en zuivering

Slide 30 - Quiz

Stalinisme 
  1. Snelle industrialisatie en collectivisatie van landbouw
  2. Geheime politie en verzet collectivisatie leidde naar strafkampen 
  3. Censuur en propaganda
  4. Persoonsverheerlijking
  5. Totalitaire staat

Stalinisme: extreme onderdrukking en verering van één machtige leider. 

Slide 31 - Diapositive

Kenmerken totalitaire staat Stalin:
-planeconomie
-dictatuur
-persoonsverheerlijking
-indoctrinatie
-terreur (o.a. showprocessen en strafkampen)

Slide 32 - Diapositive

Persoonsverheerlijking
Om het volk te laten zien dat hij de beste leider voor het beste volk, in het beste land was, liet Stalin zich graag afbeelden als een geweldige leider: een vader voor het volk.

Dit heet persoonsverheerlijking

Slide 33 - Diapositive

Komsomol: de jongerenorganisatie van de Sovjet-Unie
Al het goede kwam van vadertje Stalin!

Slide 34 - Diapositive

Verheerlijking van
arbeiders en boeren


De Sovjet-Unie is een land van arbeiders en boeren, dit zijn de helden van het 
land!

Overigens leek dit in propaganda veel mooier dan de realiteit was...

Slide 35 - Diapositive

Stalin gebruikte alles om zijn macht in het land te vergroten en te behouden, zoals censuur.
Stalin bepaalde wat er in de kranten én de geschiedenisboeken kwam te staan: vroegere medestanders werden 'er uit geschreven'
Indoctrinatie

Slide 36 - Diapositive

De Grote Zuivering
Stalin zag overal tegenstanders, vooral in mensen die
een belangrijke rol in het bestuur of leger hadden.

Tussen 1934 en 1938 laat Stalin rond de 1 miljoen 
'tegenstanders' oppakken en veroordelen.
De Sovjet-Unie wordt zo 'gezuiverd'.

Slide 37 - Diapositive

Goelag
Miljoenen 'tegenstanders' kwamen terecht in een Goelag, een strafkamp.
  • In deze 'opvoedingskampen' moesten de gevangenen, onder zeer zware omstandigheden, dwangarbeid verrichten.
  • Iedereen die werd aangegeven bij de geheime politie kon ook familie zijn
     werd zonder proces gevangengezet.


Slide 38 - Diapositive

Afsluiting

Slide 39 - Diapositive

Er komen 4 quizvragen aan... 
Ter herhaling

Slide 40 - Diapositive

Hongersnood
Tegenstanders
Terreur
Goelag
Persoonsverheerlijking

Slide 41 - Question de remorquage

Wat past niet bij het communisme?
A
schijnprocessen
B
totalitaire staat
C
vijjarenplannen
D
vrije markteconomie

Slide 42 - Quiz

Het opstellen van vijfjarenplannen hoort bij...
A
nieuwe economische politiek
B
de planeconomie
C
collectivisatie
D
zuiveringen

Slide 43 - Quiz

Welke kenmerken van het stalinisme zijn te herkennen op het plaatje?
A
censuur en collectivisatie
B
collectivisatie en persoonsverheerlijking
C
persoonsverheerlijking en terreur
D
terreur en censuur

Slide 44 - Quiz

Video
Stalin grijpt de macht (9:39)

Herhaling

Slide 45 - Diapositive

0

Slide 46 - Vidéo