3.2 lezen herhalen (2hv)

• Nederlands
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 2

Lezen 3.2 

Betoog 

Mening en argumenten

Tekstverband oorzaak/gevolg en de signaalwoorden die hierbij horen

Leerdoelen 

- Je weet wat het doel van een betoog is.

- Je weet hoe een betoog is opgebouwd. 

- Je weet wat een feit is.

- Je weet wat een mening is.

- Je herkent een oorzakelijk tekstverband en weet welke signaalwoorden bij dit verband horen.

Wat is een betoog?

• De schrijver geeft zijn mening over een bepaald onderwerp
• De schrijver wil je overtuigen van zijn mening d.m.v. argumenten
•  Betogen hebben een driedeling:
• inleiding: onderwerp + mening schrijver
• kern: toelichting met argumenten
• slot: conclusie / samenvatting
  

Voorbeelden betogende teksten

• beoordeling
• betoog
• opiniestuk (opinie = mening)
• filmrecensie
• ingezonden brief
• ...

Wat is het doel van een betoog?

1. Amuseren
2. Informeren
3. Overtuigen
4. Activeren

In welk deel van een betoog staan de argumenten?

1. inleiding
2. kern
3. slot

Hier vind je een mening en een argument. Welk van de twee is het argument?

1. Alle presentatoren zijn knalgoed.
2. Radio 3FM is mijn favoriete zender.

Hier vind je een mening en een argument. Welk van de twee is het argument?

1. WAV heeft al weer een trainer ontslagen.
2. Het gaat snel bergafwaarts met WAV.

Hier vind je een mening en een argument. Welk van de twee is het argument?

1. Jongeren die overlast geven, moeten stevig worden aangepakt.
2. Anders wordt deze buurt onleefbaar.

Feit

Mening

Ik vind dat in Nederland veel heuvels voorkomen.

Limburg heeft heuvels, Groningen is helemaal vlak.

Een fluohesje dragen in het verkeer is veilig.

 
Een bezoek aan een museum is altijd boeiend.

Wat een prachtig doelpunt!

Jeroen zegt dat Nederlands een ontzettend saai vak is.

feiten en meningen

Feit/objectief = iets wat werkelijk zo is of wat werkelijk gebeurd is.                         = kun je controleren

Mening/subjectief = wat een persoon ergens van vindt. 
                                        = verschillen vaak. 
                                        = standpunt, oordeel, opinie, opvatting.

 tekstverband: oorzaak/ gevolg

Er stond geen zuchtje wind (=oorzaak). Daardoor kwamen de zeilboten niet vooruit (=gevolg).

Signaalwoorden: doordat, zodat, daardoor, waardoor, met als gevolg...

Maak zelf een zin met oorzaak/gevolg. Gebruik één van de signaalwoorden: doordat, zodat, daardoor, waardoor, met als gevolg...

Hardnekkige pesters moeten van school gestuurd worden.
Wat vind jij van die stelling? Eens - oneens - twijfel?
Bedenk 2 argumenten bij je mening: 1 argument met een feit en 1 met een mening. Probeer gebruik te maken van signaalwoorden.

Opdracht 12, 13, 14 blz 152

Hoe goed begreep je de les?

😒🙁😐🙂😃

Einde!

Ga nu aan de slag met de extra leestaak op bladzijde 136+137!