2.3 Celmembranen en transport deel 2

H2: Cel en leven - osmose
1 / 23
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

Cette leçon contient 23 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

H2: Cel en leven - osmose

Slide 1 - Diapositive

2.3 Celmembranen en transport
  • Je kunt verklaren wat er met een cel gebeurt wanneer de osmotische waarde van de omgeving verandert.

  • Je kunt de rol beschrijven van de receptoreiwitten in het celmembraan.

Slide 2 - Diapositive

2.3 Celmembranen en transport (deel 2)
Pak je schrift en beantwoord de volgende vragen:
1. Uit welke 3 hoofdbestandsdelen bestaat een celmembraan?
2. Op welke manier gaat zuurstof de cel in?
3. Op welke manier gaat water de cel in?
timer
3:00

Slide 3 - Diapositive

Diffusie
Het proces waarbij een stof zich verplaatst van een hoge concentratie naar een lage concentratie. 

Dit gaat automatisch doordat moleculen bewegen en willekeurig met elkaar botsen. 

Na enige tijd ontstaat altijd een homogeen mengsel, waarbij de moleculen evenredig zijn verdeeld over de ruimte

Slide 4 - Diapositive

Diffusie
Diffusie gaat automatisch
Het kost de cel geen energie
Diffusie is een voorbeeld van passief transport

Slide 5 - Diapositive

Diffusiesnelheid
Afhankelijk van:
  • Concentratieverschil (hoe groter, hoe sneller)
  • Temperatuur (Hoe warmer, hoe sneller)
  • Diffusie afstand (Hoe kleiner, hoe sneller)
  • Diffusiecoëfficient van de stof (Ligt aan molecuulgrootte)
  • Diffusieoppervlakte (Hoe groter, hoe sneller)

Slide 6 - Diapositive

Watertransport
  • Langzaam: water kan deels via diffusie door het celmembraan heen (hydrofobe binnenkant). 
  • Snel transport: via een waterkanaal (transporteiwitten).
  • Osmose: het proces van watertransport over een semipermeabel membraan.
  • Semi permeabel = deels doorlaatbaar

Slide 7 - Diapositive

Osmose
  • Hoeveel water zich verplaatst wordt bepaald door de osmotische waarde aan beide zijden van het membraan.
  • Osmotische waarde: hoeveelheid opgeloste stoffen in het water.

Slide 8 - Diapositive

Slide 9 - Diapositive

Hypotoon/ Isotoon/ Hypertoon

Slide 10 - Diapositive

Dierlijke cellen
Streven naar isotone omstandigheden.

Slide 11 - Diapositive

Plantencellen

Slide 12 - Diapositive

Plantencellen
Streven naar hypertone celinhoud om druk op de celwand te houden (turgor):

Slide 13 - Diapositive

Plantencellen
Plasmolyse: celmembraan laat los van de celwand.
Grensplasmolyse: celmembraan laat nog net niet los. Turgor = nul

Slide 14 - Diapositive

osmose en biologie

Slide 15 - Diapositive

Receptoreiwitten


Membraaneiwitten zonder transportfunctie
Moleculen buiten de cel binden aan het receptoreiwit
De 'boodschap' wordt doorgegeven binnen de cel
Cascade reactie = opeenvolging van reacties

Slide 16 - Diapositive

Slide 17 - Diapositive

Slide 18 - Vidéo

2.3 Celmembranen en transport
  • Je kunt verklaren wat er met een dierlijke en plantaardige cel gebeurt wanneer de osmotische waarde van de omgeving verandert.

  • Je kunt beschrijven welke functie receptoreiwitten hebben in het celmembraan.

Slide 19 - Diapositive

Wat is de juiste definitie van osmose?
A
Verplaatsing van water door een semipermeabel membraan van lage naar hoge concentratie
B
Verplaasting van een stof van hoge naar lage concentratie door een membraan
C
Verplaatsing van water door een semi permeabel membraan van hoge naar lage concentratie stoffen
D
Verplaatsing van water moleculen

Slide 20 - Quiz

Milieu waarin de cel zich bevind
A.
Toestand waar de cel zich in bevindt
B.
Er gaat water de cel in/ uit?
Hypertoon
Isotoon
Hypotoon
Plantaardige cellen:
Sleep de onderdelen naar de juiste plek
A.
B.


Je kunt het verschil tussen osmose bij dierlijke en plantaardige cellen uitleggen
Plasmolyse
Grensplasmolyse
Turgor
In
Uit
Blijft gelijk

Slide 21 - Question de remorquage

Diffusie
actief transport
gefaciliteerd transport
passief transport

Slide 22 - Question de remorquage

Niet waar
Waar
Bij actief transport worden stoffen van een hoge naar een lage concentratie verplaatst.
Bij passief transport is geen energie nodig en bij actief transport wel.
Passief transport vindt plaats door diffusie, osmose en transporteiwitten.
Diffusie vindt alleen plaats door een semipermeabele wand.

Slide 23 - Question de remorquage