Cette leçon contient 44 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.
La durée de la leçon est: 25 min
Éléments de cette leçon
Thema 10 Regeling
Slide 1 - Diapositive
Het zenuwstelsel
Onderdelen zenuwstelsel
* Centrale zenuwstelsel
Grote hersenen, kleine hersenen, hersenstam
en het ruggenmerg
* Zenuwen
verbinden het centrale zenuwstelsel met alle lichaamsdelen zoals je zintuigen en je spieren
Slide 2 - Diapositive
Functies zenuwstelsel
Wat zijn de functie van het zenuwstelsel?
verwerking van impulsen
werking regelen van spieren en klieren
Slide 3 - Diapositive
Slide 4 - Vidéo
Prikkels
Een prikkel is een invloed uit het milieu op een organisme.
- Inwendige prikkels (van binnen)
- Uitwendige prikkels (van buiten)
Je zintuigen reageren hierop door impulsen aan te maken.
Op een prikkel volgt niet altijd hetzelfde gedrag.
Slide 5 - Diapositive
Werking zenuwstelsel
Het zenuwstelsel verwerkt impulsen die afkomstig zijn van zintuigen.
Het zenuwstelsel regelt de werking van spieren en klieren.
Slide 6 - Diapositive
Wat is een impuls?
A
Een signaaltje dat van buitenaf het lichaam komt.
B
Wanneer je een lamp aandoet is dit het klikgeluid dat je hoort.
C
Een elektrisch signaal vervoert door het lichaam.
D
Een snelle reactie op iets wat er in de omgeving gebeurt.
Slide 7 - Quiz
Wat is GEEN functie van het zenuwstelsel
A
Het verwerken van impulsen
B
Het regelen van de werking van spieren
C
Het maken van prikkels
D
Impulsen versturen
Slide 8 - Quiz
Wat is het centrale zenuwstelsel?
A
grote hersenen + kleine hersenen + hersenstam + ruggenmerg
B
grote hersenen + kleine hersenen + hersenstam
C
Grote hersenen + kleine hersenen
D
Grote hersenen
Slide 9 - Quiz
Wat is de juiste volgorde?
A
prikkel-zintuig-impuls-zenuw-hersenen-waarneming
B
prikkel-impuls- zintuig-zenuw-hersenen-waarneming
C
zintuig-prikkel-impuls-zenuw-hersenen-waarneming
D
prikkel-zintuig-waarneming-impuls-zenuw-hersenen
Slide 10 - Quiz
Zenuwcellen
Geleiden impulsen
Bestaan uit een cellichaam met daarin de celkern
Het cellichaam heeft uitlopers.
Via de uitlopers gaan impulsen naar spier of klier
Kunnen meer dan een meter lang zijn
Slide 11 - Diapositive
Typen zenuwcellen
Drie typen zenuwcellen:
Gevoelszenuwcellen
Schakelcel
Bewegingszenuwcel
Gevoelszenuwcellen
Schakelcel
Bewegingszenuwcel
Slide 12 - Diapositive
Gevoelszenuwcel
Geleiden impulsen van
zintuigen naar het centrale zenuwstelsel
Cellichamen liggen vlak bij het centrale zenuwstelsel
Slide 13 - Diapositive
Bewegingszenuwcel
Geleiden impulsen van het
centrale zenuwstelsel naar spieren of klieren
Cellichamen liggen IN het
centrale zenuwstelsel
Slide 14 - Diapositive
Schakelcel
Schakelcellen geleiden impulsen binnen het centrale zenuwstelsel
Liggen dus helemaal in het centrale zenuwstelsel!
Verbind de andere twee als een "schakel"
Slide 15 - Diapositive
Zenuw
Zenuw: uitlopers in een bundel bij elkaar.
Om elke uitloper zit een isolerend laagje: impulsen kunnen niet "overspringen" naar andere uitloper
Een laagje bindweefsel, dat om het isolerende laagje zit,bundelt de uitlopers en beschermd de zenuw
Slide 16 - Diapositive
Typen zenuwen
Gevoelszenuw: bevat alleen uitlopers van gevoelszenuwcellen (bijvoorbeeld de oogzenuw)
Bewegingszenuw: bevat alleen uitlopers van
bewegingszenuwcellen
Gemengde zenuw:bevat uitlopers van zowel de
gevoelszenuwcellen als de bewegingszenuwcellen. De meeste zenuwen in het lichaam zijn gemengde zenuwen.
Slide 17 - Diapositive
Uitloper
Cellichaam
Celkern
Uitloper
Slide 18 - Question de remorquage
In de tekst hiernaast is sprake van uitlopers van zenuwcellen. Hoe heten die zenuwcellen?
A
Bewegingszenuwcellen
B
Gevoelszenuwcellen
C
Schakelcellen
Slide 19 - Quiz
Juist of Onjuist:
A: Gevoelszenuwcellen geven impulsen door aan spieren.
B: Schakelcellen liggen vind je alleen in het centrale zenuwstelsel.
A
A = Juist
B
B = juist
C
A & B zijn juist
D
Geen van beiden
Slide 20 - Quiz
Wervelkanaal
Hoofdkanaal voor het ontvangen van impulsen.
Het ruggenmerg ligt beschermt in het wervelkanaal van de wervelkolom. Dit is een opening in de wervels.
Het bot zorgt voor bescherming en stevigheid.
Tussen 2 wervels komt steeds aan beide kanten een zenuw uit het ruggenmerg.
Slide 21 - Diapositive
Grijze stof en witte stof
Grijze stof zit in het midden van het ruggenmerg en heeft een wat grijzere kleur. Dit komt door de cellichamen van schakelcellen en bewegingszenuwcellen.
Witte stof ligt om de grijze stof, hierin zitten met name de uitlopers van de zenuwcellen. Door de isolatielaag ziet dit er wittig uit.
Zenuwknopen cellichamen van gevoelszenuwcellen.
Slide 22 - Diapositive
Een (on)geluk
Slide 23 - Diapositive
Vliezen
Om het ruggenmerg liggen vliezen ter bescherming.
Zo schuurt het ruggenmerg niettegen het bot van de wervels en is het extra beschermt tegen infecties.
Slide 24 - Diapositive
Bij Guillain-Barré worden gevoelszenuwcellen aangetast. Bekijk onderstaande afbeelding. Met welke letter wordt een gevoelszenuw aangegeven?
A
A
B
B
C
C
D
D
Slide 25 - Quiz
Waar liggen de cellichamen van gevoelszenuwcellen?
A
In cellichamen in de witte stof
B
In cellichamen in de grijze stof
C
In zenuwknopen vlak bij het ruggenmerg
Slide 26 - Quiz
Met welk nummer is de grijze stof in het ruggenmerg weergegeven?
A
6
B
7
C
8
D
9
Slide 27 - Quiz
Van welke typen zenuwcellen bevinden zich uitlopers in deel 6?
A
bewegingszenuwcellen
B
gevoelszenuwcellen
C
bewegingszenuwcellen en gevoelszenuwcellen
D
schakelcellen
Slide 28 - Quiz
Een chirurg met een slokje op snijdt zenuw 2 door. Wat merkt de patiënt hiervan?
A
Geen gevoel in
linkerarm
B
Geen beweging in
linkerarm
C
Geen gevoel in
rechterarm
D
Geen beweging in rechterarm
Slide 29 - Quiz
Grote hersenen
Ruggenmerg
Hersenstam
Kleine hersenen
Slide 30 - Question de remorquage
Hersenstam
Impulsen geleiden
ruggenmerg grote en kleine hersenen
van zintuigen in hoofd en hals de grote en de kleine hersenen
grote en kleine hersenen spieren en klieren in hoofd en hals
Naast het geleiden van impulsen stuurt de hersenstam ook belangrijke levensfuncties aan, zoals hartslag, ademhaling, bloeddruk en temperatuur van het lichaam.
Slide 31 - Diapositive
De grote hersenen
De grote hersenen bestaan uit een linker- en een rechterhersenhelft.
De grote hersenen zijn erg geplooid.
In de hersenschors (buitenste laag) ligt de grijze stof.
Als impulsen in de grote hersenen zijn verwerkt, wordt je je bewust van een prikkel.
Hersencentra: gevoelscentra en bewegingscentra.
Slide 32 - Diapositive
Kleine hersenen
Kleine hersenen zijn verantwoordelijk voor coördinatie (samenwerken spieren, zien en evenwicht bewaren).
Slide 33 - Diapositive
In de grote hersenen
A
Worden prikkels vanaf je zintuigen verwerkt
B
Worden impulsen vanaf je zintuigen verwerkt
C
Worden bewegingen op elkaar afgestemd
D
Zetten prikkels om in impulsen
Slide 34 - Quiz
De kleine hersenen
A
verwerken alle inkomende impulsen.
B
geleiden impulsen van het ruggenmerg naar de grote hersenen.
C
zorgen voor coördinatie van alle bewegingen.
D
doen hetzelfde als de grote hersenen, maar dan sneller.
Slide 35 - Quiz
Wat is de functie van de hersenstam?
A
Coördinatie van bewegingen
B
Beheersen van emoties
C
Regelen van vitale functies
D
Opslag van langetermijngeheugen
Slide 36 - Quiz
Beïnvloeding zenuwstelsel
Stoffen die de werking van het zenuwstelsel beïnvloeden:
Medicijnen, tabak, drugs en alcohol. Waarnemingsvermogen en reactievermogen nemen af.
Downers: ademhaling/hartslag omlaag + je wordt traag
Uppers: ademhaling/hartslag omhoog + je voelt je wakker
Bewustzijnsveranderende middelen: verstoren alles. Je gedachten kunnen alle kanten op, hallucineren, emotionele uitbarstingen.
Slide 37 - Diapositive
Drugs
Drugs beïnvloeden je zenuwstelsel:
kalmeren/rustgevend: hasj en heroïne
stimulerend: xtc, cocaïne
hallucinerend: cocaïne, hasj en heroïne
Morfine zorgt dat de impulsen van de pijnzintuigen de hersenen niet bereiken.
Slaap en kalmeringsmiddelen: remmen doorgeven impulsen en maken je suf.
Alcohol heeft een verdovende werking en is schadelijk voor de gezondheid.
Sommige drugs zijn erg verslavend!
Slide 38 - Diapositive
Welke stelling is juist?
A
Verdovende middelen laten je hersenen anders werken
B
Verdovende middelen laten je hersenen sneller werken
C
Stimulerende middelen laten je hersenen sneller werken