Cette leçon contient 16 diapositives, avec diapositives de texte et 3 vidéos.
La durée de la leçon est: 50 min
Éléments de cette leçon
Welkom bij Nederlands!
Slide 1 - Diapositive
In deze les:
Bespreken: huiswerk 4.4 C Deel 2: Keuzetekst 'Laurent (8) gaat naar de universiteit'
Terugblik: opmaak en doelgroep van een tekst
Uitleg: opmaak en doelgroep, feiten, meningen en verzinsels
Zelfstandig: 4.5 Opmaak en doelgroep B. Deel 1: Opmaak, doelgroep C. Deel 2: Feiten, meningen
Terugkijken
Doelen van deze les:
Aan het einde van de les kun je uitleggen wat feiten, meningen en verzinsels zijn.
Aan het einde van de les kun je feiten, meningen en verzinsels herkennen.
Aan het einde van de les kun je vertellen wat de doelgroep van een tekst is.
Aan het einde van de les kun je uitleggen dat je de lezer kunt verleiden door de opmaak.
Slide 2 - Diapositive
Hoofdstuk 4: Zakelijk lezen
Slide 3 - Diapositive
Opmaak van een tekst
Slide 4 - Diapositive
De opmaak
Een schrijver wil graag dat je zijn teksten leest. Daarom zal hij zijn best doen om je te verleiden. Dit doet hij door extra aandacht aan de opmaak te besteden.
Slide 5 - Diapositive
Opmaak: afbeeldingen
Als je een tekst pakt, valt je oog eerst op de afbeeldingen bij de tekst. Dit kan een foto, tekening, tabel of grafiek zijn. Door een afbeelding valt een tekst meer op.
Slide 6 - Diapositive
Lettertypes
De kop en tussenkopjes zijn vaak vet en groter gedrukt dan de andere woorden. Soms hebben ze zelfs een andere kleur. De verschillende lettergroottes, lettertypes en kleuren in een tekst behoren ook tot de opmaak.
Slide 7 - Diapositive
Alineaverdeling
Als de tekst een duidelijke alineaverdeling heeft, zul je hem eerder gaan lezen dan wanneer alle tekst achter elkaar staat.
Slide 8 - Diapositive
Doelgroepen
Iedere tekst is voor een bepaalde doelgroep geschreven.
Brede doelgroep: jongeren of volwassenen. Kleinere doelgroep: bijvoorbeeld dansers of muziekliefhebbers.
Slide 9 - Diapositive
Hoe kom je achter de doelgroep?
Je stelt jezelf dan de volgende vragen:
Wat is het onderwerp van de tekst?
Wat is de bron? Staat de tekst in een jongerenblad of in een krant?
Wat is de aanspreekvorm? Wordt de lezer met ‘u’ of ‘jij’ aangesproken?