04 Hoe maak ik een etiket!

Het maken van een etiket. 
1 / 17
suivant
Slide 1: Diapositive
Vaktheorie bakkerijMBOStudiejaar 2

Cette leçon contient 17 diapositives, avec diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Het maken van een etiket. 

Slide 1 - Diapositive

Lesdoelen 
 
  • De student weet wat er wettelijk op een etiket vermeld moet worden. 
  • De student kan het belang van etikettering benoemen. 
  • De student kan aangeven wat allergenen zijn.
  • De student kan een eigen etiket maken

Slide 2 - Diapositive

Centraal

Slide 3 - Diapositive

Voorbeeld etiket
  • Naam product
  • Ingrediëntenlijst
  • Allergenenlijst
  • Aantal producten / verpakkingseenheid 
  • Houdbaarheid datum 
  • Partijcode 
  • Naam producent
  • Voedingswaarde alleen bij N4
  • Voedselinformatie 

Slide 4 - Diapositive

Naamgeving 
  • De benaming van een levensmiddel maakt duidelijk om wat voor product het gaat. 
  • Er zijn wettelijke "gereserveerde benamingen" Je mag niet termen als "chocolade of roomboter" gebruiken als het er niet inzit of als je ook alternatieve gebruikt.  Besluit meel en bloem, besluit zuivel
  • Je mag geen misleidende namen geven aan product. "Gezonde roomboterkoek". 
  • Verplichte vermelding "met zoetstoffen"

Slide 5 - Diapositive

Ingrediëntenlijst 
  • Samengestelde producten opsplitsen 
  1. Marsepein - suiker + amandelen 
  2. Bakkersmixen - (opsplitsen naar grondstoffen) 
  • Gebruik algemene naamgeving, suiker, tarwebloem, havermeel, boter, ei etc. 
  • Producten die staan in de naamgeving of als plaatje op een etiket moeten altijd met percentage worden aangegeven.  
  • Kwid : Kwantitatieve ingrediëntendeclaratie (KWID) is de vermelding van de
    hoeveelheid van een ingrediënt of categorie ingrediënten(roomboter30%)
  • Herkomst van vleesproducten herkenbaar vermelden, bv gehakt is niet voldoende gehakt - runder- of varkensgehakt 
  • Kruiden vermelden (niet de samenstelling) speculaaskruiden hoef je dus niet verder op te splitsen 

Slide 6 - Diapositive

Ingrediëntenlijst 
  • Ingrediënten benoemen die gebruikt zijn bij de bereiding van het product. 
  • De ingrediënten
    worden genoemd in volgorde van afnemend gewicht.
  • Er zijn specifieke
    regels voor het vermelden van, additieven, aroma’s, samengestelde ingrediënten. (herkomst van additief hoeft niet meer vermeld te worden) 
  • Gebruik de algemene naamgeving. 
  1. Patentbloem - tarwebloem 
  2. Basterdsuiker - suiker

Slide 7 - Diapositive

Dierlijke e-nummers
Welke additieven in brood zijn van dierlijke herkomst?
Sommige mensen zoeken gedetailleerde informatie over de herkomst van producten omdat zij geen dierlijke ingrediënten willen consumeren. 
Dit is bijvoorbeeld vanuit een bepaalde geloofsovertuiging of omdat zij vegetarisch willen eten. De meeste stoffen met E-nummers (additieven) zijn niet van dierlijke oorsprong, maar dit kun je niet van het etiket aflezen. 

E-nummers die regelmatig in brood voorkomen en wel dierlijke ingrediënten (inclusief melk en ei) kunnenbevatten zijn: E322, E470 t/m E472f en E481 t/m E483. Van deze E-nummers mag alleen E322 worden gebruikt in biologisch brood.

Slide 8 - Diapositive

Allergenen
  • Glutenbevattende granen: tarwe, rogge, gerst, haver, glucosestroop op basis van tarwe, granen op basis van alcoholische granen (bier, jenever) 
  • schaaldieren
  • Eieren 
  • Vis 
  • Aardnoten (pinda's) 
  • Soja (als het voorkomt in mixen / olie)
  • Melk (lactose) 
  • Noten (amandelen, hazelnoten, walnoten, cashewnoten, paranoten, pistachenoten, macadamianoten etc. 
  • Selderij (selderijzaad)
  • Mosterd
  • Sesamzaad
  • Sulfieten 
  • Lupine 
  • (weekdieren) slakken, inktvissen oester en mosselen

Slide 9 - Diapositive

Allergenen vermelden is moeilijker dan je denkt 
  • Arachideolie  (pinda's)
  • Stabilisator E422 (met soja) chocolade
  • Vitamine B1 (met melk) 
  • Vermelding kruisbesmetting ("bevat sporen  van .....) 
  • Herkomst enzymen (tarwe) 
  • Kruiden en specerijenen (selderij of mosterd) 
Vermelding van allergenen kan op verschillende manieren.
HOOFDLETTERS, onderstreping  of apart benoemen

Slide 10 - Diapositive

Netto hoeveelheid 
  • Op ieder etiket moet een nettohoeveelheid of een andere hoeveelheidsvermelding worden vermeld. 
  • De hoeveelheidsvermelding moet staan in hetzelfde gezichtsveld als de benaming 
  • Percentage alcohol
  • ℮-teken voor gemiddelde hoeveelheid

Slide 11 - Diapositive

Houdbaarheidsdatum 
  • Uiterste consumptiedatum (“te gebruiken tot”)
zeer bederfelijke levensmiddelen een uiterste 
consumptiedatum moet worden vermeld als deze levensmiddelen een  bewaartemperatuur hebben van maximaal 7⁰ Celsius en enkele dagen houdbaar zijn. (bv slagroomgebak) 
  1. •“te gebruiken tot 6 januari. Bewaren bij maximaal 4⁰ Celsius. Te consumeren
    binnen 2 dagen na aankoop en niet later dan 6 januari”; 

  • Datum van minimale houdbaarheid (“ten minste houdbaar tot
     
    einde”) 
De datum van minimale houdbaarheid is de datum tot waarop het
levensmiddel zijn specifieke eigenschappen behoudt. 
  1.  ten minste houdbaar tot einde: maart 2022

Slide 12 - Diapositive

Een etiket moet de juiste informatie geven aan de consument. 
  • Mag je dit product adviseren als iemand biologisch wil eten? 
  • Mag je dit product adviseren als iemand vegetarisch wil eten? 
  • Heeft dit product veel of weinig toegevoegde suikers. 
  • Heeft dit product veel verzadigde vetten?  
  • Kan iemand met een glutenallergie dit product eten. 

Slide 13 - Diapositive

Voedingswaardevermelding voor levensmiddelen
  • voedingsstoffen: energie, vetten, verzadigde vetzuren, koolhydraten, suikers, eiwitten en zout.
  • Inzicht geven in wat het product is. 
  • Consumenten juist informeren. 
  • Consumenten kunnen vergelijken 
  • Per 100 gram worden vermeld. 
  • Voedingswaarde tabel is een examenopdracht. 

Slide 14 - Diapositive

Berekening voedingswaarde 
Alleen bij Niveau 4

Slide 15 - Diapositive

Opdracht 4 / vraag 17
Maak voor je product een eigen etiket

Slide 16 - Diapositive

Slide 17 - Diapositive