6 Productie en markt.

6 Productie en markt.
- Weetje het nog?
Aan de slag met blz 158 + 159 
1 / 40
suivant
Slide 1: Diapositive
EconomieMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 3

Cette leçon contient 40 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

6 Productie en markt.
- Weetje het nog?
Aan de slag met blz 158 + 159 

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Diapositive

6. Productie en markt
6.1 Produceren maar!

Slide 3 - Diapositive

6.1 Produceren maar!
  • Ik kan de productiefactoren herkennen in een voorbeeld.
  • Ik kan het verband uitleggen tussen loon en toegevoegde waarde.
  • Ik kan de toegevoegde waarde die een bedrijf realiseert, berekenen.
  • Ik kan voorbeelden van productie onderscheiden in arbeidsintensief en kapitaalsintensief.
  • Ik kan de afschrijving van een kapitaalgoed berekenen.

Slide 4 - Diapositive

6.1 Produceren maar!
Productiefactoren
Om te produceren zijn altijd vier productiefactoren nodig:
  • kapitaal(goederen)
  • arbeid
  • natuur 
  • ondernemerschap
Leerdoel
Ik kan voorbeelden geven van de 4 productiefactoren.

Slide 5 - Diapositive

Productiefactoren

Slide 6 - Diapositive

Hout behoort tot de productiefactor
A
Natuur
B
Arbeid
C
Kapitaal
D
Ondernemerschap

Slide 7 - Quiz

Een schilder behoort tot de productiefactor
A
Natuur
B
Arbeid
C
Kapitaal
D
Ondernemerschap

Slide 8 - Quiz

Wat is toegevoegde waarde?
A
De waarde die een klant toevoegt aan een product
B
De waarde die een bedrijf toevoegt aan een product
C
Alleen bedrijven die een product verkopen
D
Alleen bedrijven die een product uit de natuur halen

Slide 9 - Quiz

6.1 Produceren maar!
Bedrijfskolom
Bedrijfskolom
Alle bedrijven die meewerken aan een product.

Toegevoegde waarde
Door elke bewerking wordt het product meer waard.
(loonkosten + andere bedrijfskosten + winst)

Slide 10 - Diapositive

Wat is de toegevoegde waarde van de meelfabriek?
A
6500 euro
B
2500 euro
C
4000 euro
D
9000 euro

Slide 11 - Quiz

6.1 Produceren maar!
Kapitaalintensief of arbeidsintensief
Productie is:
  • Kapitaalintensief als er meer kapitaalgoederen dan arbeiders gebruikt worden
  • Arbeidsintensief als er meer arbeiders dan kapitaalgoederen gebruikt worden

Slide 12 - Diapositive

Het schilderen van een huis is ...
A
kapitaalintensief
B
arbeidsintensief

Slide 13 - Quiz

Dienstverlening is meestal
A
kapitaalintensief
B
arbeidsintensief

Slide 14 - Quiz

6.1 Produceren maar!
Investeren en afschrijven
Bedrijven investeren om meer, beter of goedkoper te produceren.
  • Afschrijving: De jaarlijkse waardevermindering van kapitaalgoederen
  • Kapitaalintensieve bedrijven hebben hoge afschrijvingskosten.



Leerdoel
Ik kan uitleggen wat bedoeld wordt met maatschappelijk verantwoord ondernemen.
afschrijving=levensduuranschafwaarderestwaarde

Slide 15 - Diapositive

Aan de slag met:
Blz 160 
Opdracht 1 tot 13

Slide 16 - Diapositive

Slide 17 - Diapositive

Hoofdstuk 6: Productie en markt
§6.2 Het gaat om de winst! 

Slide 18 - Diapositive

Vorige les
  • Productiefactoren
  • Toegevoegde waarde
  • Bedrijfskolom
  • Kapitaal of arbeidsintensief
  • Afschrijving

Slide 19 - Diapositive

Leerdoelen vandaag
  • Je weet wat de brutowinstopslag is en hoe je daarmee de verkoopprijs kunt berekenen
  • Je kunt de consumentenprijs berekenen
  • Je kunt het btw bedrag in de consumentenprijs berekenen
  • Je kent het verschil tussen afzet en omzet en kunt de omzet berekenen
  • Je kent het verschil tussen brutowinst en nettowinst en kunt deze beide berekenen 

Slide 20 - Diapositive

Wat is winst?
A
B

Slide 21 - Quiz

Wat is een verkoopprijs?

Slide 22 - Question ouverte

Wat is een consumentenprijs?
Wie betaald deze?

Slide 23 - Question ouverte

Wat is BTW en waarom bestaat dit?

Slide 24 - Question ouverte

Afzet
De afzet is het aantal producten dat je verkoopt.
De omzet is het totaal bedrag dat je ontvangt door producten te verkopen. Het wordt ook wel de verkoopopbrengst genoemd

omzet = afzet X verkoopprijs

Slide 25 - Diapositive

Brutowinstopslag
Het bedrag dat je optelt bij de inkoopprijs. Een deel van de opslag gebruik je om de bedrijfskosten (kosten die je maakt om het bedrijf te laten produceren) te betalen. Het andere deel is winst. 

Slide 26 - Diapositive

Van inkoopprijs naar verkoopprijs
Inkoopprijs + brutowinstmarge = verkoopprijs


* Brutowinstmarge:
Dit is de brutowinst uitgedrukt als percentage van de inkoopprijs


 Inkoopprijs = 10 euro

 Brutowinstmarge = 7%


Verkoopprijs = 10: 100 x 7 = 0,70 + 10 = 10,70


Slide 27 - Diapositive

Slide 28 - Diapositive

Verkoopprijs
  • Inkoopprijs  
  • brutowinstmarge
    __________________ +
  • Verkoopprijs
De verkoopprijs is de prijs die je in de winkel betaalt zonder BTW

Slide 29 - Diapositive

BTW (en consumentenprijs)
  • BTW = belasting toegevoegde waarde
  • BTW in NL is 9% of 21% 
  • Bedrijven moeten de btw afstaan aan de overheid, dus zij houden alleen de verkoopprijs over.
  • Verkoopprijs = inkoopprijs + brutowinstopslag
  • Consumentenprijs = verkoopprijs + btw.
  • Dit is het bedrag wat ik als bedrijf ontvang MET btw

Slide 30 - Diapositive

Slide 31 - Vidéo

Consumentenprijs
Winkeliers verkopen hun producten voor de consumentenprijs.
De consumentenprijs is verkoopprijs inclusief btw


Slide 32 - Diapositive

Inkoopprijs €7,00
Brutowinstmarge 27%
BTW 9% 

1. Wat is de verkoopprijs
2. Wat is de consumentenprijs
3. Hoeveel BTW draagt het bedrijf af

Slide 33 - Diapositive

De consumentenprijs van AirPods bedraagt € 245,00. De BTW is 21%. Hoe hoog is het BTW bedrag?

Slide 34 - Diapositive

Prijs exclusief btw
Je hebt een telefoon gekocht voor € 500 via internet. Je wilt weten wat de prijs van de telefoon exclusief btw is.

Prijs exclusief btw = 100%
Btw =                             21% +
Consumentenprijs = 121%

Stap 1 Bereken 1%
Stap 2 Bereken de prijs exclusief btw

Prijs exclusief btw = prijs inclusief 21% btw : 121 x 100

Slide 35 - Diapositive

Prijs exclusief btw
Je hebt een telefoon gekocht voor € 500 via internet. Je wilt weten wat de prijs van de telefoon exclusief btw is.

Stap 1 Bereken 1%
€ 500 : 121 = € 4,13....

Stap 2 Bereken de prijs exclusief btw
€ 4,13... x 100 = € 413,22

Prijs exclusief btw = prijs inclusief 21% btw : 121 x 100

Slide 36 - Diapositive

Prijs exclusief btw
Je hebt een fles appelsap gekocht voor € 2,50. Je wilt weten wat de prijs van de fles cola exclusief btw is.

Prijs exclusief btw = 100%
Btw =                                9% +
Consumentenprijs = 109%

Stap 1 Bereken 1%
Stap 2 Bereken de prijs exclusief btw

Prijs exclusief btw = prijs inclusief 9% btw : 109 x 100


Slide 37 - Diapositive

Je hebt een telefoon gekocht voor € 500 via internet (inclusief 21% btw). Bereken de prijs exclusief btw.

Slide 38 - Question ouverte

Je hebt een fles appelsap gekocht voor € 2,50.(inclusief 6% btw). Bereken de prijs exclusief btw.

Slide 39 - Question ouverte

Aan de slag met:
Blz 164
Som 7 tot 11

Slide 40 - Diapositive