Week 5 Fruitsalade

Fruit salade
1 / 35
suivant
Slide 1: Diapositive
HorecaPraktijkonderwijsLeerjaar 2

Cette leçon contient 35 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 120 min

Éléments de cette leçon

Fruit salade

Slide 1 - Diapositive

Wat heb je vorige week gemaakt?

Slide 2 - Diapositive

lesdoelen
  • Je kan het verschil tussen hard fruit, steen fruit en zacht fruit uitleggen
  • Je kan in eigen woorden uitleggen wat leefgeld is
  • Je kan verschillende soorten fruit eminiceren (plakjes)

Slide 3 - Diapositive

Theorie fruit
Fruit= alle vruchten die aan bomen of struiken groeien
Vaak rauw gegeten

Gezond:
- water
- vitaminen
- mineralen

Slide 4 - Diapositive

Theorie fruit
Bewaren in de koelkast
- exotisch fruit en citrusvruchten buiten de koelkast

Slide 5 - Diapositive

Theorie fruit
Hard fruit= dunne schil met stevig vruchtvlees
appel, peer

Steenfruit= harde pit in de vrucht
perzik, nectarine, abrikoos

zacht fruit= zomerfruit
aardbei, bosbes, framboos

Slide 6 - Diapositive

Theorie fruit
exotisch fruit= komt uit warme werelddelen
ananas, granaatappel, vijgen, dragonfruit

citrusfruit= groeit aan aan citrusboom in tropische gebieden
sinaasappel, mandarijn, citroen, grapefruit

Opdracht 2

Slide 7 - Diapositive

Thema geld
Alles wat je doet kost geld (douche, de verwarming aanzetten, tv kijken of schone kleren aantrekken)

Leefgeld= het bedrag dat een gezin elke maand uitgeeft om te kunnen leven

Maakt opdracht 1, 3 en 4

Slide 8 - Diapositive

vaktaal
officemes= voorbereiden en schillen van groente en fruit
kroontje= hiermee zit de vrucht vast aan de plant
pellen= verwijderen van de schil
klokhuis= binnenste van de appel of peer
steenvrucht= vrucht met binnenin een grote pit

Slide 9 - Diapositive

Slide 10 - Diapositive

voorbereiding
we gaan fruitsalade maken. 
We gaan met de volgende 3 slides, onze spullen verzamelen en de keuken hygiënisch schoon maken. 

Slide 11 - Diapositive

Slide 12 - Diapositive

emmer sop
1. pak het blauwe schoonmaakmiddel.

2. doe 1/2 dopje in je emmer. 

3. vul tot het 2e streepje. 

Slide 13 - Diapositive

materialen
  • Afruimbak
  • Bekken
  • Soepkom
  • Eetlepel
  • Officemes
  • Snijplank (voor fruit)

Slide 14 - Diapositive

Ingredienten
1/2 mandarijn
stukje banaan
1 aardbei
2 druiven
1/4 appel
1/4 kiwi

Slide 15 - Diapositive

uitvoeren
je gaat nu de fruitsalade maken. 

Volg de stappen voor een goed resultaat

Slide 16 - Diapositive

Stap 1
  • Verdeel de mandarijn in partjes
  • Snijd de partjes door midden
  • Doe in het bekken

Slide 17 - Diapositive

Stap 2
Schil de kiwi

Snijd de kiwi in plakjes

Doe in het bekken

Slide 18 - Diapositive

Stap 3
  • Was de druiven
  • Snijd de druiven in de lengte doormidden
  • Verwijder de pitten

Slide 19 - Diapositive

Stap 4
Was de appel

Verwijder het klokhuis

snijd in dunne plakjes

Slide 20 - Diapositive

Stap 6
Snijd de banaan in dunne plakjes

Doe in het bekken

Slide 21 - Diapositive

Stap 7
  • Was de aardbei
  • Verwijder het kroontje
  • Snijd in dunne plakjes

Slide 22 - Diapositive

Stap 8
Meng al het fruit met de eetlepel door elkaar

Doe de fruitsalade in een soepkom

Slide 23 - Diapositive

Stap 

Slide 24 - Diapositive

afronden
na het koken ga je je spullen schoonmaken en opruimen. 

je zorgt dat ze ruimte weer netjes wordt.

Slide 25 - Diapositive

stap 1
Afwassen en afdrogen van het gebruikte materiaal

Slide 26 - Diapositive

Slide 27 - Vidéo

stap 2
maak je werkblad schoon

Slide 28 - Diapositive

stap 3
Maak het fornuis schoon

Slide 29 - Diapositive

stap 4
veeg en/of dweil de vloer. 

Slide 30 - Diapositive

schoonmaaktaken: 
  • wasbakken 1+2
  • wasbakken 3+4
  • Temperatuur meten
  • werkbank controleren
  • was vouwen
schoonmaaktaken:
  • vloer vegen
  • vloer schrobben
  • vloer trekken
  • kruidenkar
  • tafels schoonmaken

Slide 31 - Diapositive

Nabespreken
kijk terug op de les. Hoe is het gegaan, wat ging super? 
zijn er ook dingen die je anders zou doen?
antwoord dit op de volgende slides

Slide 32 - Diapositive

Hoe smaakte het gerecht?
A
lekker
B
niet lekker
C
een beetje lekker
D
ik heb het niet geproefd

Slide 33 - Quiz

Wat ga je de volgende keer anders doen?

Slide 34 - Question ouverte

wat heb je geleerd deze les. Noem minimaal 1 ding

Slide 35 - Question ouverte