Cette leçon contient 18 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 50 min
Éléments de cette leçon
Kennisvragen Criminaliteit BB
deel 1
Slide 1 - Diapositive
Wat is de betekenis van criminaliteit
A
Het plegen van misdrijven
B
Mensen die niet zich aan de strafrechtelijke wet houden
C
Mensen die crimineel en asociaal gedrag vertonen
D
Het plegen van misdrijven en overtredingen
Slide 2 - Quiz
Serge steelt in een kledingwinkel een broek. Is dit een misdrijf of een overtreding?
A
Misdrijf
B
Overtreding
Slide 3 - Quiz
Er zijn misdrijven en overtredingen. Wat is het verschil tussen een misdrijf en een overtreding?
Slide 4 - Question ouverte
Iemand zit zonder kaartje in de trein. Is dit een overtreding of een misdrijf? Leg je antwoord uit.
Slide 5 - Question ouverte
Je krijgt een strafblad als je ……
A
een overtreding begaat
B
een bekeuring krijgt
C
wordt aangehouden
D
een misdrijf begaat
Slide 6 - Quiz
Voor een misdrijf kan een dader een strafblad krijgen. Wat is een strafblad? Leg dat in je eigen woorden uit.
Slide 7 - Question ouverte
Met een overtreding maak je je schuldig aan STRAFBAAR GEDRAG of CRIMINALITEIT.
A
Strafbaar gedrag
B
Criminaliteit
Slide 8 - Quiz
Met een misdrijf maak je je schuldig aan EEN OVERTREDING of CRIMINALITEIT
A
Een overtreding
B
Criminaliteit
Slide 9 - Quiz
Er zijn vijf belangrijke oorzaken van crimineel gedrag. Noem er drie.
Slide 10 - Question ouverte
Leg uit dat groepsdruk soms een oorzaak is van crimineel gedrag
Slide 11 - Question ouverte
Noem twee maatschappelijke oorzaken van crimineel gedrag.
Slide 12 - Question ouverte
Als mensen niks zeggen of doen als ze iemand anders een overtreding zien maken, noemen we dat
A
Groepsgedrag
B
Weinig controle
Slide 13 - Quiz
Waarom is er in wijken waar mensen weinig geld hebben vaak meer criminaliteit?
Slide 14 - Question ouverte
Zijn de uitspraken juist of onjuist? 1. Vroeger vonden we fietsendiefstal erger dan nu. Dit laat zien dat de normen veranderd zijn. 2. Door minder strenge normen is de fietsendiefstal toegenomen.
A
1 is juist, 2 is onjuist
B
1 is onjuist, 2 is juist
C
1 en 2 zijn beide juist
D
1 en 2 zijn beide onjuist
Slide 15 - Quiz
Slide 16 - Diapositive
Welke twee risicofactoren voor crimineel gedrag herken je in het bericht?
Slide 17 - Question ouverte
Welke maatschappelijke oorzaak zorgt bij voetbalsupporters vooral voor crimineel gedrag, denk je?