HAVO 4 IMPULSEN

HAVO 4: impulsen
1 / 20
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

Cette leçon contient 20 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 3 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

HAVO 4: impulsen

Slide 1 - Diapositive

LEERDOELEN
5.5
* je kunt beschrijven hoe impulsgeleiding plaatsvindt
* je kunt beschrijven hoe impulsoverdracht plaatsvindt

Slide 2 - Diapositive

Begrippen 
zoek uit wat bedoeld wordt met de volgende begrippen: 
IONEN
RUSTPOTENTIAAL 
ACTIEPOTENTIAAL 
DREMPELWAARDE                 
IMPULSGELEIDING
ALLES OF NIETS PRINCIPE
IONKANALEN 
Na+/K+ - POMP


Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Vidéo

Slide 5 - Vidéo

Slide 6 - Vidéo

Slide 7 - Lien

Zie je hier een bewuste reactie of een reflex?
A
bewuste reactie
B
reflex

Slide 8 - Quiz

Iemand schrijft een brief.
Is het animale of autonome zenuwstelsel actief?
A
Geen van beide
B
Animale
C
Autonome
D
Animaal en autonoom

Slide 9 - Quiz

Slide 10 - Diapositive

Het autonome zenuwstelsel bestaat uit 2 delen: parasympatisch en orthosympatisch.

Welk deel zorgt ervoor dat je lichaam in rust komt?
A
het parasympatische deel
B
het orthosympatische deel

Slide 11 - Quiz

Het autonome zenuwstelsel bestaat uit 2 delen: parasympatisch en orthosympatisch.

Zit er in elk orgaan van elk deel een zenuw?
A
ja
B
nee

Slide 12 - Quiz

AUTONOOM zenuwstelsel bestaat uit 
parasympatisch en orthosympatisch deel
PARA
RUST 
VERTERING



ORTHO
ACTIE

dubbele innervatie
zenuwen van beide delen in elk orgaan

Slide 13 - Diapositive

Is het effect van adrenaline gelijk aan die van het para- of orthosympatisch zenuwstelsel?
A
parasympatisch
B
orthosympatisch

Slide 14 - Quiz

Denk aan wat je weet over de kniepeesreflex.
Via welke delen verlopen de impulsen?

zintuigcellen → zenuwen → .......... → zenuwen → spieren
A
Grote hersenen
B
Kleine hersenen
C
Hersenstam
D
Ruggenmerg

Slide 15 - Quiz

Wat zorgt ervoor dat een Na-kanaal of K-kanaal open gaat?
A
Er bindt een molecuul aan.
B
Dat hangt af van het potentiaal over het membraan.
C
Met behulp van ATP.

Slide 16 - Quiz

openen en sluiten van kanalen

Slide 17 - Diapositive

Slide 18 - Diapositive

Welke uitspraak is juist?

UITSPRAAK 1: Neurotransmitters zorgen er voor dat een actiepotentiaal wordt doorgegeven tussen zenuwcellen, spieren en klieren.
UITSPRAAK 2: Neurotransmitters binden zich aan Na-kanalen, waardoor die open gaan. Zo wordt het signaal doorgegeven.

A
uitspraak 1
B
uitspraak 2
C
geen van beide
D
allebei

Slide 19 - Quiz

Geef deze les beoordeling.
A
Onvoldoende!
B
Voldoende.
C
Goed.
D
Zeer goed!

Slide 20 - Quiz