T1B5 transport door membranen

Diffusie en Osmose
Transport door membranen
1 / 43
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

Cette leçon contient 43 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 3 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Diffusie en Osmose
Transport door membranen

Slide 1 - Diapositive

Organellen eiwitproductie

Slide 2 - Carte mentale

Sleep functie naar het juiste organel
Celkern
Cytoplasma
Celmembraan
Vacuole
Mitochondrium
Stroperige vloeistof waarin celorganellen liggen
Bepaalt welke stoffen de cel in en uit mogen
Regelt wat er in de cel gebeurt
Met vocht gevuld blaasje dat stevigheid geeft aan de cel
Zorgt voor energie

Slide 3 - Question de remorquage

Sleep de organellen naar de juiste functie.
Transportsysteem
Levert energie
Breekt stoffen af
Maakt eiwitten
Bevat chromosomen
Celkern
Ribosomen
Lysosoom
Mitochondriën
ER
Golgi-systeem

Slide 4 - Question de remorquage

Er wordt een eiwit gemaakt in een cel. Welke organellen komt dit eiwit (in wording) achtereenvolgend tegen?
1
3
4
2
Celkern
Mitochondrium
Celmembraan
Ribosoom
ER
Golgi-systeem

Slide 5 - Question de remorquage

Welke eigenschap van het celmembraan is juist?
A
Alle stoffen kunnen het celmembraan passeren
B
Geen enkele stof kan het celmembraan passeren
C
Sommige stoffen kunnen het celmembraan passeren
D
Alleen water kan het celmembraan passeren

Slide 6 - Quiz

Maak een foto van de afbeelding in je binas die een deel van het celmembraan laat zien.

Slide 7 - Question ouverte

Leerdoelen
  • Je kunt de concentratie van een oplossing berekenen
  • Je kunt beschrijven hoe transport van stoffen via (cel-)membranen plaatsvindt
  • Je kunt uitleggen wat diffusie en osmose is en toelichten welke rol osmose speelt bij stevigheid van planten

Slide 8 - Diapositive

Formule:

Slide 9 - Diapositive

Maak opdracht 35

Slide 10 - Diapositive

Schrijf de antwoorden van opdracht 35 hieronder op:

Slide 11 - Question ouverte

concentratie CO2 was 0,037%. Hoeveel ppm?
A
3,7
B
37
C
370
D
3700

Slide 12 - Quiz

Slide 13 - Vidéo

Diffusie
opgeloste stof gaat van HOGE concentratie naar LAGE concentratie

Dit kost geen energie = passief transport

Slide 14 - Diapositive

Slide 15 - Vidéo

De diffusiesnelheid is afhankelijk van:

  • Diffusieoppervlak 
  • Diffusieafstand 
  • Concentratie- of drukverschil 
  • Temperatuur
  • Medium

Slide 16 - Diapositive

Bouw van membraan

Slide 17 - Diapositive

Hydrofoob en hydrofiel
Hydro = water
Hydrofiel = “houdt van water”
Molecuul dat wel oplost in water

Hydrofoob = “bang voor water”
Molecuul dat niet oplost in water

Deel a is hydrofiel
Deel b is hydrofoob


Slide 18 - Diapositive

Slide 19 - Diapositive

Leerdoelen
  • Je kunt de concentratie van een oplossing berekenen
  • Je kunt beschrijven hoe transport van stoffen via (cel-)membranen plaatsvindt
  • Je kunt uitleggen wat diffusie en osmose is en toelichten welke rol osmose speelt bij stevigheid van planten

Slide 20 - Diapositive

Transport door de celmembraan
Passief transport  - kost geen energie  
1: diffusie  (CO2, O2 bij een concentratieverschil gewoon door membraan)
2: gefaciliteerd transport  = diffusie door speciale eiwitpoorten
 (glucose, ionen Na+ / K+, water -> osmose)

Actief transport  - kost energie want gaat tegen de concentratieverval in
(ionen en grote moleculen via transportenzymen)



Slide 21 - Diapositive

Slide 22 - Diapositive

Kenmerken
Passief en actief transport kan je alsvolgt uit elkaar houden:

Passief: 
Kost geen energie, van hoge naar lage concentratie

Actief:
Kost energie, van lage naar hoge concentratie (altijd via eiwit)
Water gaat eigenlijk via speciale aquaporinen

Slide 23 - Diapositive

herhaling doelen
  • Je kunt de concentratie van een oplossing berekenen
  • Je kunt beschrijven hoe transport van stoffen via (cel-)membranen plaatsvindt

Slide 24 - Diapositive

Osmose
water gaat van LAGE concentratie naar HOGE concentratie

Dit kost geen energie = passief transport

Slide 25 - Diapositive

Thee is een voorbeeld van:
vul in osmose, diffusie, actief transport

Slide 26 - Question ouverte

Lagere osmostische waarde =


Hogere osmostische waarde =

Dezelfde osmostische waarde =
isotoon

Slide 27 - Diapositive

Dierlijke cel : geen celwand
In een hypotone oplossing
<--
In een hypertone oplossing
          -->
In een isotone oplossing

Slide 28 - Diapositive

Plantaardige cel: celwand
Planten, schimmels en bacteriën hebben een celwand.
Een celwand is permeabel = alle stoffen kunnen er makkelijk doorheen.


Slide 29 - Diapositive

Slide 30 - Vidéo

Celwand maakt turgor en plasmolyse mogelijk

Slide 31 - Diapositive

Osmose: (A) beweegt altijd naar de plek met de (B) opgeloste stoffen.
A
A: water B: meest
B
A: water B: minste
C
A: opgeloste stoffen B: meeste
D
A: opgeloste stoffen B: minste

Slide 32 - Quiz

Water moleculen (blauw) bewegen naar links door:
A
diffusie, actief transport
B
diffusie, passief transport
C
osmose, actief transport
D
osmose, passief transport

Slide 33 - Quiz

Kalium ionen (roze) bewegen de cel uit (naar links) door:
A
diffusie, actief transport
B
diffusie, passief transport
C
osmose, actief transport
D
osmose, passief transport

Slide 34 - Quiz

Bij osmose gaat het water transport in de richting van de ... concentratie zoutdeeltjes

A
Hoogste
B
Laagste

Slide 35 - Quiz

Als transport door het celmembraan energie kost, dan heet dit
A
Passief transport
B
Agressief transport
C
Actief transport
D
Diffusie

Slide 36 - Quiz

Welke uitspraak over passief transport is waar?
A
Passief transport kost geen energie. Dit gaat van een hoge naar een lage concentratie.
B
Passief transport kost geen energie. Dit gaat van een lage naar een hoge concentratie.
C
Passief transport kost energie. Dit gaat van een hoge naar een lage concentratie.
D
Passief transport kost energie. Dit gaat van een lage naar een hoge concentratie.

Slide 37 - Quiz

Verplaatsing van zoutmoleculen van een hoge concentratie naar een lage concentratie is een vorm van
A
Osmose
B
Diffusie
C
Actief transport
D
Exocytose

Slide 38 - Quiz

Verplaatsing van water over een membraan van een lage osmotische waarde naar een hoge osmotische waarde
A
Diffusie
B
Osmose
C
Actief transport
D
Kan niet

Slide 39 - Quiz

Wat is het verschil tussen osmose en diffusie?

Slide 40 - Question ouverte

Niet waar
Waar
Transport door blaasjes kunnen zowel van binnen de cel naar buiten worden gebracht als andersom.
Bij actief transport worden stoffen van een hoge naar een lage concentratie verplaatst.
Bij passief transport is geen energie nodig en bij actief transport wel.
Transporteiwitten kunnen alleen voor actief transport gebruikt worden.
Passief transport vindt plaats door diffusie, osmose en transporteiwitten.
Osmose vindt plaats als sommige moleculen de semipermeabele wand wel kunnen passeren en andere niet, waardoor er een verschil in waterniveau ontstaat.
Diffusie vindt alleen plaats door een semipermeabele wand.

Slide 41 - Question de remorquage

Slide 42 - Diapositive

Slide 43 - Diapositive