Alles wat een bedrijf doet om meer te verkopen noem je ..
A
Promotie
B
Reclame
C
Adverteren
D
Marketing
1 / 23
suivant
Slide 1: Quiz
Economie
Cette leçon contient 23 diapositives, avec quiz interactifs et diapositive de texte.
Éléments de cette leçon
Alles wat een bedrijf doet om meer te verkopen noem je ..
A
Promotie
B
Reclame
C
Adverteren
D
Marketing
Slide 1 - Quiz
Pien wil nieuwe Nike schoenen
A
Aanbod
B
Vraag
Slide 2 - Quiz
Geef aan of er sprake is van vraag of aanbod: "Apple presenteert een nieuwe telefoon"
A
Vraag
B
Aanbod
Slide 3 - Quiz
Kan je "de woningmarkt" echt bezoeken?
A
Ja, dat kan elke zaterdag
B
Nee, dit is een begrip;Het totaal van alle woningen die te koop staan en de mensen die ze willen kopen
C
Alleen op afspraak
Slide 4 - Quiz
Wie betaalt de inkoopprijs?
A
Een consument die vlees koopt bij de slager?
B
Een patatboer die diepvriespatat bij de groothandel koopt?
C
Een fabrikant die hagelslag verkoopt aan de supermarkt?
Slide 5 - Quiz
De brutowinstmarge is 60 % van de inkoopprijs. De inkoopprijs is €500. Wat is de verkoopprijs?
Slide 6 - Question ouverte
Vorige week kocht je een nieuwe broek. De verkoopprijs van de broek was € 79,20 De winkelier had de broek voor € 33 bij de groothandel gekocht. Hoeveel is de brutowinstopslag in procenten van de inkooprijs?
A
42%
B
58 %
C
140 %
D
240 %
Slide 7 - Quiz
Met welke informatie kun je de omzet berekenen?
A
Allen met de afzet
B
Met de inkoopwaarde, de brutowinstopslag en de afzet
C
Met de inkoopwaarde en de verkoopopbrengst
Slide 8 - Quiz
In een dag verkoop je 120 ijsjes. De gemiddelde verkoopprijs per ijsje is € 1,70 a. Hoeveel is de afzet? b. Bereken de omzet
Slide 9 - Question ouverte
Hoog BTW
21%
Laag BTW
6%
Slide 10 - Diapositive
Heeft een pak melk hoog of laag BTW tarief.
A
Hoog
B
Laag
Slide 11 - Quiz
Heeft een Ipad hoog of laag BTW tarief
A
Hoog
B
Laag
Slide 12 - Quiz
consumentenprijs is de prijs die je betaald in de supermarkt/winkel?
A
juist
B
onjuist
Slide 13 - Quiz
BTW is deel van je winst?
A
juist
B
onjuist
Slide 14 - Quiz
Indirecte belasting is BTW?
A
juist
B
onjuist
Slide 15 - Quiz
Je koopt een tafel 203 euro exclusief 21% BTW. Bereken de consumentenprijs?
A
250 euro
B
238,63 euro
C
245,63 euro
D
289 euro
Slide 16 - Quiz
Je koopt een bank. de consumentenprijs is 768 euro. BTW is 21% bereken de verkoopprijs exclusief BTW
A
567,89 euro
B
928,78 euro
C
589,01 euro
D
634,71 euro
Slide 17 - Quiz
Waarvoor staat de afkorting BTW?
A
Belasting toegevoegde waarde
B
Belasting toekomende waarde
C
Bruto toegevoegde waarde
D
Bruto toekomende waarde
Slide 18 - Quiz
Inkoopwaarde =
A
alle producten die je hebt ingekocht
B
alle producten die je hebt verkocht
C
Alle bedrijfskosten
D
Alle reclamekosten
Slide 19 - Quiz
Een jas kost € 150,-, er zijn er 200 verkocht. De inkoopprijs van één jas is € 40,-. Bereken de inkoop
A
30000
B
22000
C
8000
D
110
Slide 20 - Quiz
Netto winst
A
Brutowinst - bedrijfskosten
B
(Nieuw - oud) : oud x 100
C
Netto - winst
D
Omzet - inkoopwaarde
Slide 21 - Quiz
Bruto winst =
A
Prijs x hoeveelheid
B
(Nieuw - oud) : oud x 100
C
Bruto - winst
D
Omzet - inkoopwaarde
Slide 22 - Quiz
Als de bedrijfskosten hoger zijn dan de bruto winst dan heb je