5.2 Planten groeien

5.2 Planten Groeien
Deze les: 
- Oefenvragen 5.1
- Uitleg 5.2

1 / 33
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

Cette leçon contient 33 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

5.2 Planten Groeien
Deze les: 
- Oefenvragen 5.1
- Uitleg 5.2

Slide 1 - Diapositive

Leerdoelen
Na afloop van de paragraaf kan je:
- De bouw van zaad benoemen in een tekening
- Het proces van ontkieming beschrijven
- Uitleggen wat een kiemplantje nodig heeft voor ontkieming
- Verschillen tussen groei en ontwikkeling bij een plant toepassen
- Uitleggen hoe een plant in de lengte groeit. 
- Aan de hand van jaarringen de leeftijd van een boom bepalen.
- Een groeiexperiment uitvoeren (vaardigheid)
- Een lijndiagram van meetgegevens maken en de assen op de juiste manier benoemen.

Slide 2 - Diapositive

Oefenvragen 5.1 -->

Slide 3 - Diapositive

Hiernaast staat een plantencel, benoem onderdelen 1 t/m 7

Slide 4 - Question ouverte

Hiernaast zie je een doorsnede van een blad. Benoem nr. 2 t/m 6

Slide 5 - Question ouverte

Hiernaast zie je een doorsnede van een blad. Bij 10 wordt een vaatbundel weergegeven. Uit welke twee vaten bestaat deze? Wat is het verschil?

Slide 6 - Question ouverte

Welke stoffen heeft de plant nodig om fotosynthese uit te kunnen voeren?
niet nodig
Zuurstof
Water
Glucose
Koolstofdioxide

Slide 7 - Question de remorquage

Welke vorm van energie is nodig het proces fotosynthese te laten verlopen?
A
Geen energie is nodig
B
Windenergie
C
Zonne-energie
D
Dit gaat met kolen

Slide 8 - Quiz

In welk onderdeel van het blad vind fotosynthese plaats?
A
In de bladgroenkorrels
B
Binnenin de huidmondjes
C
Aan de onderkant van het blad
D
Fotosynthese vind niet plaats in het blad

Slide 9 - Quiz

Waarom doen planten aan fotosynthese?
A
Om zich te beschermen tegen de zon
B
Om hun eigen voedsel te produceren (glucose)
C
Om hun energie in kwijt te kunnen
D
Om CO2 en water te produceren

Slide 10 - Quiz

Slide 11 - Vidéo

Wat zorgt voor de groene kleur van de bladeren?
A
Caroteen
B
Bladgroenkorrels
C
Xanthophyll
D
Groene verf

Slide 12 - Quiz

Wat vervoeren de houtvaten en in welke richting?
A
Omhoog, water en mineralen
B
Beneden, water en mineralen
C
Omhoog, water met voedingsstoffen
D
Beneden, water met voedingsstoffen

Slide 13 - Quiz

Wat vervoeren de bastvaten en in welke richting?
A
Omhoog, water en mineralen
B
Beneden, water en mineralen
C
Omhoog, water met voedingsstoffen
D
Beneden, water met voedingsstoffen

Slide 14 - Quiz

Bladmoes
Zijnerf
Hoofdnerf
Bladsteel
Bladschijf

Slide 15 - Question de remorquage

5.2 Planten groeien
Kiemplantjes worden groter er zwaarder, dat noem je groei
Door lengtegroei worden de stengels en wortels langer. De plant maakt in de uiterste topjes, de groeipunten, van de wortels en stengels nieuwe cellen door celdeling. 
Doordat de cellen veel water opnemen in hun vacuole worden ze ook lang!

Langzaamaan ontstaan er ook andere organen, zoals blaadjes, zijtakken en zijwortels. Als een organisme nieuwe delen krijgt heet dat ontwikkeling.

Slide 16 - Diapositive

Slide 17 - Vidéo

Slide 18 - Diapositive

Slide 19 - Diapositive

Slide 20 - Diapositive

Slide 21 - Lien

Slide 22 - Lien

Lees blz. 129 van je boek en bekijk bron 6 en 7

Slide 23 - Diapositive

Bladlitteken
Hier is een blad afgevallen
Hier groeit een nieuw stuk tak
Hier groeien nieuwe zijtakken
Beschermt de knop (tegen insecten bijv.)
Hier zat vroeger de eindknop met de knopschubben

Slide 24 - Question de remorquage

Slide 25 - Lien

Jaarringen
Als je een boom doorzaagt en vanaf boven op de stam kijkt dan zie je een afbeelding zoals hier rechts. Je ziet hierin allemaal ringen. Deze worden jaarringen genoemd. 

Slide 26 - Diapositive

Jaarring
Jaarring
Jaarring
Jaarring
Je ziet dat een jaarring bestaat uit een 'donkere ring en een lichtere ring'

Slide 27 - Diapositive

Jaarringen
Een jaarring geeft dus in feite aan hoe veel hout er is bijgekomen in een jaar. Een jonge boom is dunner dan een oude boom, dus de jaarringen binnenin zijn ouder dan de jaarringen aan de buitenkant.

Slide 28 - Diapositive

Waar liggen de
nieuwste jaarringen?
1
2
A
Op locatie 1, aan de binnenkant van de stam
B
Op locatie 2, aan de buitenkant van de stam

Slide 29 - Quiz

Aan de jaarringen kun je zien of de omgevingsfactoren van de boom gunstig of ongunstig waren

We hebben geleerd dat een jaarring de hoeveelheid hout is die er per jaar bijgekomen is. Hoe veel de boom gegroeid is. 



Slide 30 - Diapositive

Als de boom bijvoorbeeld veel zon en water heeft gehad heeft deze veel kunnen groeien en zal de jaaring dik zijn. 
Als de boom weinig zon of water heeft gehad of bijvoorbeeld een brand heeft meegemaakt groeit de boom weinig dat jaar, de jaarring zal dun zijn. 

Slide 31 - Diapositive

Welke uitspraak is
correct?
A
In jaar 3 waren de omgevingsfactoren gunstiger dan in jaar 4
B
In jaar 1 waren de omgevingsfactoren gunstiger dan in jaar 3
C
In jaar 2 waren de omgevingsfactoren gunstiger dan in jaar 3
D
Er is zeker in jaar 3 een brand geweest

Slide 32 - Quiz

Learnbeat opdrachten
Maken Learnbeat 5.2, actviteit B t/m D

Slide 33 - Diapositive