Lezen H4 - opdr. 4 (3)

Lezen
Hoofdstuk 4
1 / 16
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 16 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Lezen
Hoofdstuk 4

Slide 1 - Diapositive

Wat gaan we vandaag doen?
Leerdoel: je kan standpunt en (tegen)argumenten uit een tekst halen en in een argumentatieschema zetten.

- Terugblik
- Uitleg
- Leesvaardigheidsopdracht

Slide 2 - Diapositive

Welke tekststructuren ken je nog?

Slide 3 - Carte mentale

Noteer het standpunt uit de volgende zinnen: De PVV is geen democratische partij. Ik zal er dus nooit op stemmen.

Slide 4 - Question ouverte

Is het argument een feitelijke of waarderende uitspraak?
A
feitelijk
B
waarderend

Slide 5 - Quiz

Aan welke signaalwoorden herken je een standpunt?
A
volgens mij
B
want
C
maar
D
dus

Slide 6 - Quiz

Noteer het argument uit de volgende zinnen: Trump zegt dat hij de meest populaire president ooit is. Bij zijn inhuldiging was namelijk de grootste menigte ooit.

Slide 7 - Question ouverte

Is het argument feitelijk of waarderend?
A
feitelijk
B
waarderend

Slide 8 - Quiz

Aan welke signaalwoorden herken je een argument?
A
ik vind
B
immers
C
daarom
D
daarentegen

Slide 9 - Quiz

Tegenargument en weerlegging
Tegenargument: argument tegen wat de schrijver zegt. 
Let op! Het is tegen de stelling.

Voorbeeld:
De schrijver is tegen de afschaffing van het jeugdloon. Een argument voor de afschaffing van het jeugdloon is dan een tegenargument voor zijn punt.

Voorstanders van het jeugdloon zeggen dat het afschaffen zal leiden tot minder banen. Dat is echter niet zo, want hetzelfde werk zal gedaan moeten worden.

Slide 10 - Diapositive

Weerlegging
Met een weerlegging geef je een reactie op een tegenargument.

Voorstanders van het jeugdloon zeggen dat het afschaffen zal leiden tot minder banen. Dat is echter niet zo, want hetzelfde werk zal gedaan moeten worden.

Slide 11 - Diapositive

signaalwoorden tegenargument:

  • een veelgehoord argument is, 
  • je hoort vaak zeggen dat, 
  • men zegt, 
  • sommige mensen menen/vinden dat,
  • echter
  • namelijk
Signaalwoorden weerlegging:

  • maar
  • echter
  • daarentegen

Slide 12 - Diapositive

Noteer het tegenargument uit de volgende zinnen: Het is fijn dat de aarde opwarmt, want dan kunnen we in ons eigen land lekker veel zonnen. De kans dat je huidkanker krijgt, wordt daardoor echter wel een stuk groter.

Slide 13 - Question ouverte

Aan welk signaalwoord herken je een tegenargument?
A
bovendien
B
echter
C
namelijk
D
weliswaar

Slide 14 - Quiz

Leesvaardigheidsopdracht
  • Jullie gaan een tekst lezen (blz 118).
  • Noteer de drie argumenten voor de zomertijd.
  • Noteer de twee argumenten tegen de zomertijd.
  • Schrijf per argument het signaalwoord op.
  • In stilte
  • 7 minuten.

timer
7:00

Slide 15 - Diapositive

Leesvaardigheidsopdracht
Maak opdracht 4 op bladzijde 117.
5 minuten in stilte.

Slide 16 - Diapositive