Het stervensproces VEZO 319

Welke verschijnselen zien we op het stervensbed?
A
Droge mond, koude neus, verminderd bewustzijn
B
Verminder bewust zijn, droge mond, temperatuursverandering
C
Ondertemperatuur, agitatie, verminderd bewustzijn
D
Veranderingen aan de huid, hoge lichaamstemperatuur, speekselvloed
1 / 28
suivant
Slide 1: Quiz

Cette leçon contient 28 diapositives, avec quiz interactifs.

Éléments de cette leçon

Welke verschijnselen zien we op het stervensbed?
A
Droge mond, koude neus, verminderd bewustzijn
B
Verminder bewust zijn, droge mond, temperatuursverandering
C
Ondertemperatuur, agitatie, verminderd bewustzijn
D
Veranderingen aan de huid, hoge lichaamstemperatuur, speekselvloed

Slide 1 - Quiz

Wat is een NR-beleid?
A
Niet reageren op acute situaties
B
Niet roken
C
Niet reanimeren
D
Nieuw recept voorschrijven

Slide 2 - Quiz

Een patiënt is overleden, je gaat hem afleggen.
Hoe leg je hem neer?
A
Op zijn rug, hoofd iets omhoog en armen op de buik
B
Zoals de familie dit wenst
C
Plat op zijn rug, armen langs zij
D
In de stabiele zijligging

Slide 3 - Quiz

Wat is een ander woord voor ademnood?
A
Apneu
B
Bradypneu
C
Tachypneu
D
Dyspneu

Slide 4 - Quiz

Welk van onderstaande medicijnen is een opiaat?
A
Fentanyl
B
Ibuprofen
C
Paracetamol
D
Diclofenac

Slide 5 - Quiz

Opiaten kun je alleen parenteraal toedienen
A
Juist
B
Onjuist

Slide 6 - Quiz

De WHO pijnladder gebruiken we om:
A
De juiste dosering van de medicatie te bepalen
B
Op stapsgewijs de pijnmedicatie op te bouwen
C
Om bij iedere operatie de juiste pijnstiller te zoeken
D
Die gebruiken we in Nederland niet

Slide 7 - Quiz

Verschijnselen op
het stervensbed

Slide 8 - Carte mentale

Wat is een SCEN-arts?
A
Een arts die betrokken is bij het opstellen van een NR-beleid
B
Een arts die bepaald welke medicatie op de WHO-ladder gegeven gaat worden
C
Een arts die zich specialiseert in bepaalde medicatie
D
Een arts die onafhankelijk advies en steun geeft bij euthanasie

Slide 9 - Quiz

Wat staat er in de wet lijkbezorging beschreven?
A
Dat de overledene alleen onder bijzondere omstandigheden thuis opgebaard mag zijn
B
Dat de overledene uiterlijk op de 6e werkdag na overlijden begraven/gecremeerd dient te worden
C
Dat je alleen gecremeerd/begraven mag worden in je eigen gemeente
D
Dat de overledene minimaal 48 uur overleden moet zijn voor hij begraven of gecremeerd mag worden

Slide 10 - Quiz

Wat verstaan we onder terminale zorg?
A
Zorg die je verleend aan iemand die is overleden
B
Zorg die je verleend aan iemand die niet meer bij bewustzijn is
C
Zorg die je verleend aan iemand in de laatste 3 maanden van zijn leven
D
Zorg die je verleend aan iemand die dit zelf niet meer kan door ziekte

Slide 11 - Quiz

Niet natuurlijke
dood

Slide 12 - Carte mentale

Problemen bij
Palliatieve zorg

Slide 13 - Carte mentale

Symptomen van
delier

Slide 14 - Carte mentale

Hoe zouden we een patiënt met maagkanker die nauwelijks nog kan eten en drinken, pijnstilling kunnen geven?

Slide 15 - Question ouverte

In welke trede van de WHO ladder vallen de NSAID's?
A
Trap 1
B
Trap 2
C
Trap 3
D
Trap 4

Slide 16 - Quiz

In welke trede van de WHO-ladder vallen de Morfine tabletten?
A
Trap 1
B
Trap 2
C
Trap 3
D
Trap 4

Slide 17 - Quiz

Wat is waar over Euthanasie?
A
Je krijgt 1 injectie waardoor je hart stopt met kloppen
B
Je krijgt 1 tablet waardoor je in coma raakt en kort daarna overlijdt
C
Je krijgt 2 medicijnen waardoor je eerst een slaapmiddel en daarna een spierverslapper
D
Je krijgt een handvol pillen, een overdosis slaaptabletten

Slide 18 - Quiz

Euthanasie is een natuurlijke dood
A
Juist
B
Onjuist

Slide 19 - Quiz

Het euthanasie rapport gaat naar de toetscommissie.
Hierin staat beschreven waarom de Euthanasie is uitgevoerd
A
Juist
B
Onjuist

Slide 20 - Quiz

Waaraan moet een
medicijn tegen doorbraak pijn
aan voldoen?

Slide 21 - Carte mentale

Mw Janssen (54) overlijdt aan een acute hart aanval thuis. Reanimatie mocht niet meer helpen.
Ze is donor en haar man staat er op om met de organen van zijn vrouw iemand anders nog te helpen.
Kan dat?
A
Ja
B
Nee

Slide 22 - Quiz

Wanneer treedt er lijkstijfheid op na overlijden van iemand?
A
na 1 - 3uur
B
na 12 - 14 uur
C
na 24 - 32 uur
D
na 48 uur pas

Slide 23 - Quiz

Wat is een Cheyne stokes ademhaling?
A
Een ademhaling gekenmerkt met Apneus
B
Een snelle diepe ademhaling
C
Een laatste snak naar adem bij een acuut hartstilstand
D
Een snelle oppervlakkige ademhaling

Slide 24 - Quiz

Hersendood

Slide 25 - Carte mentale

Wat is een contra-indicatie voor orgaandonatie?
A
Wanneer iemand diabetes heeft
B
Wanneer iemand overleden is tijdens een operatie
C
Wanneer iemand kanker heeft met metastasen
D
Het mag altijd

Slide 26 - Quiz

Als iemand hersendood is dan kan diegene je nog WEL waarnemen.
De persoon verkeerd in een coma
A
Juist
B
Onjuist

Slide 27 - Quiz

Wat zijn de fasen van Kubler Ross?

Slide 28 - Question ouverte