Spelling-H.2-Laatste letter -t of -d- havo1

Wat moeten jullie straks kennen en kunnen?


Oftewel, wat is het doel van deze les?


Na deze les weet je hoe je kan bepalen of een woord op een -d of een -t eindigt en kun je de stam van het werkwoord vinden.


1 / 13
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

Cette leçon contient 13 diapositives, avec diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Wat moeten jullie straks kennen en kunnen?


Oftewel, wat is het doel van deze les?


Na deze les weet je hoe je kan bepalen of een woord op een -d of een -t eindigt en kun je de stam van het werkwoord vinden.


Slide 1 - Diapositive

Laatste letter: -t of -d
Veel woorden eindigen op een t-klank. Die t-klank schrijf je bij :

  •   sommige woorden als een -t: wit, kist, (het is) gelukt;
  •   andere woorden als een -d: rood, kind, (ik ben) geslaagd;
  •   weer andere woorden als een -dt: (hij) wordt, (zij) vindt.



Het is meestal niet moeilijk om de juiste spelling te vinden. Hieronder staat een regel die voor de meeste woorden werkt.



Slide 2 - Diapositive

Als een woord géén persoonsvorm is, gebruik je de verlengproef:

  1. Maak het woord langer door er -e, -en of -ig achter te zetten.

    Als je dan een -t hoort, schrijf je een -t aan het eind: witte → wit; olifanten → olifant; machtig → macht
  2. Als je dan een d hoort, schrijf dan een d aan het eind: geslaagde → geslaagd; wonden → wond; aardig → aard



Voor de persoonsvorm tegenwoordige tijd gelden andere regels. Die leer je in hoofdstuk 3.

Slide 3 - Diapositive

logeerbedden 
logeerbe…
tijdschriften   
tijdschrif…
jeugdig
jeug…
krachtig 
krach…
gescheurde 
gescheur…

Vul in d of t ?
logeerbed
tijdschrift
  jeugd
  kracht
 gescheurd

Slide 4 - Diapositive

Voor de spelling van de persoonsvorm heb je speciale spellingsregels.

In die spellingsregels wordt vaak het woord stam gebruikt. 



Zo vind je de stam


De stam is de kortste vorm van het werkwoord.

Het is de ik-vorm in de tegenwoordige tijd.  




Slide 5 - Diapositive

  • Je vindt de stam door het hele werkwoord ‘in te korten’. Soms verandert een letter:

  • kijken (ik) kijk; blozen (ik) bloos; graven (ik) graaf.
  • • Als het hele werkwoord op -den eindigt, schrijf je de stam met een d:
  • worden (ik) word; vinden (ik) vind; laden (ik) laad.
  • • Als het hele werkwoord op -ten eindigt, schrijf je de stam met een t:
  • heten (ik) heet; schatten (ik) schat; bijten (ik) bijt.

Slide 6 - Diapositive

Bij scheidbare werkwoorden heeft de stam twee vormen: een gesplitste vorm en een niet-gesplitste vorm.

 Bijvoorbeeld:


aankomen (ik) kom aan (gesplitst); (ik weet nog niet hoe laat ik) aankom (ongesplitst)


terugvinden

 (ik) vind terug (gesplitst); (ik hoop dat ik mijn tas) terugvind 













(ongesplitst).




Slide 7 - Diapositive

0

Slide 8 - Vidéo

Slide 9 - Lien

Even checken. Wie vertelt mij nog even wat we zojuist hebben gehoord?


Geen vingers, ik geef de beurt aan ..............................................

Slide 10 - Diapositive

Nu zelfstandig aan de slag

Wat nu?

 Voordat je aan de opdrachten begint, lees je eerst zelfstandig de theorie op blz. 73

Maken opdr. 1 t/m 6

blz. 73 t/m 75









Slide 11 - Diapositive

Aan de slag

Slide 12 - Diapositive

Opdracht: in 2 tallen=
 Bespreek met je klasgenoot wat er tijdens deze les is geleerd? Wat moet je onthouden? Hoe vertel je dit aan een leerling van een andere klas?

Opdracht: in 2 tallen=
 Bespreek met je klasgenoot wat er tijdens deze les is geleerd

Wat moet je onthouden, is belangrijk?
 
Hoe vertel je dit aan een leerling van een andere klas?

Wat was het doel van de les en is het doel bereikt?



Slide 13 - Diapositive