Cette leçon contient 30 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
Éléments de cette leçon
hoofdstuk 18
paragraaf 1 t/m 3
Slide 1 - Diapositive
eiwitvorming
polypeptideketen gevormd in het ribosoom
eerste vouwing en suikerketens in het ER
verdere vouwing en fosfaatketens in het golgiapparaat
vouwing van eiwitten gebeurt onder begeleiding van chaperonne-eiwitten
Slide 2 - Diapositive
Polypeptide -> ER
1. Elke polypeptidestreng begint met een signaalpeptide (adreslabel)
BINAS 71J
Slide 3 - Diapositive
Polypeptide -> ER
2. SignaalHerkenningsMolecuul (SHM) bindt aan het adreslabel en stopt tijdelijk de translatie
Slide 4 - Diapositive
Polypeptide -> ER
3. SignaalHerkenningsMolecuul (SHM) bindt aan het SHM-receptoreiwit in het membraan van het ER
Slide 5 - Diapositive
Polypeptide -> ER
4. Ribosoom bindt aan ribosoomreceptor op het ER, boven een eiwitpoort
Slide 6 - Diapositive
Polypeptide -> ER
5. Met behulp van energie uit GTP molecuul (GTP -> GDP + P) koppels SMH los
Slide 7 - Diapositive
Polypeptide -> ER
6. Enzym verwijdert signaalpeptide van de polypeptideketen
Slide 8 - Diapositive
Polypeptide -> ER
7. Translatie gaat verder en polypeptideketen groeit nu ín het ER
Slide 9 - Diapositive
Polypeptide -> ER
9. In het ER wordt de polypeptideketen gevouwen tot een eiwit (3D structuur) en worden eventueel moleculen (suikers) toegevoegd
Slide 10 - Diapositive
Polypeptide -> ER
8. Als de translatie stopt koppelt het ribosoom los en zit de polypeptide los in het ER.
Slide 11 - Diapositive
Polypeptide -> ER
10. Door afstulping van het ER membraan ontstaan transportblaasjes richting het Golgisysteem
Slide 12 - Diapositive
eiwitvouwing
Slide 13 - Diapositive
Eiwitten
Primaire structuur: volgorde aminozuren
Secundaire structuur: a-helix of b-sheet vorm door hoek peptidebindingen en waterstofbruggen
Tertiaire structuur: vorming zwavelbruggen, hydrofobe en -fiele delen, lading zorgen voor vouwing
Quarternaire structuur: meerdere polypeptideketens vormen samen een eiwit
Foldit
Slide 14 - Diapositive
functies van eiwitten
Alzheimer
amyloide plaques (APP speelt een rol bij de aanmaak en het repareren van synapsen) --> ontstekingsreacties
tau-tangles (Tau-eiwitten spelen een belangrijke rol bij microtubuli)
motoreiwitten
Slide 15 - Diapositive
enzymen
enzym-substraat-product
sleutel-slot model
actieve centrum
allosterische zijde
verlaging activeringsenergie
invloed temperatuur op enzymactiviteit
invloed van de pH op enzymactiviteit
remming enzymactiviteit
competitief en niet-competitief (allosterisch)
Slide 16 - Diapositive
Enzym-substraat complex
Door hun ruimtelijke structuur kunnen ze maar met één stof (substraat) reageren
Enzymen zijn substraat-specifiek. Ze binden zich dus maar aan één bepaalde stof
Slide 17 - Diapositive
invloed enzym op activeringsenergie
Slide 18 - Diapositive
Optimumkromme
temperatuur-enzymactiviteit
Slide 19 - Diapositive
Optimumkromme pH-enzymactiviteit
Slide 20 - Diapositive
enzymregeling competitieve remming
Slide 21 - Diapositive
Enzymregeling
Allosterische remming: als een inhibitor gebonden zit aan de allosterische zijde kan het substraat niet binden
Slide 22 - Diapositive
Enzymregeling
Allosterische activatie: als een activator gebonden zit aan de allosterische zijde kan het substraat binden
Slide 23 - Diapositive
productinhibitie dmv allosterische remming
Slide 24 - Diapositive
enzym
verteringsproduct
voedingsstof
Slide 25 - Question de remorquage
Wat gebeurt er met enzymen wanneer ze bij een veel te hoge pH worden gezet?
A
enzymen raken onwerkzaam door vormverandering
B
enzymen raken onwerkzaam door stolling
C
Enzymen verweken
D
enzymen sterven af
Slide 26 - Quiz
Enzymen x, y, en z kunnen werkzaam zijn in een vis
A
Juist
B
Onjuist
Slide 27 - Quiz
Bij 37 graden zijn er meer enzymen y dan z gedenatureerd.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 28 - Quiz
In de afbeelding zie je de werking van twee enzymen. Als je onderzoek wilt doen naar de werking van enzymen bij 40 graden, welk van de twee enzymen kan je dan het beste gebruiken?
A
Enzym 1
B
Enzym 2
C
Beide zijn goed
D
Geen van beide
Slide 29 - Quiz
Welke bewering klopt? De stijging van de activiteit tussen P en Q komt doordat ..