Vertaalstrategie Latijn

Vertaalstrategie 
Zulke mooie Latijnse teksten, maar wat komen er soms toch vreemde vertalingen uit. Hoe pak je het vertalen nou het best aan?
1 / 13
suivant
Slide 1: Diapositive
LatijnMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4-6

Cette leçon contient 13 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Vertaalstrategie 
Zulke mooie Latijnse teksten, maar wat komen er soms toch vreemde vertalingen uit. Hoe pak je het vertalen nou het best aan?

Slide 1 - Diapositive

Leer eerst onderstaande*
* Als je het nog niet kende

Nominativus = onderwerp
Genitivus = 'van'
Dativus = 'aan/voor'
Accusativus = lijdend voorwerp
Ablativus = 'met/door/in/op/te'
Lijdend voorwerp
Weet je niet wat een lijdend voorwerp/accusativus is? Bekijk dan dit filmpje
Tip!
Let op: een onderwerp en een lijdend voorwerp hebben nooit een voorzetsel ervoor staan (bijv 'naar de school' of 'in het pand'). Staat er een voorzetsel? Dan is het dus geen nom of acc

Slide 2 - Diapositive

nom
gen
dat
acc
abl
van het meisje
ik zie de hond
met het zwaard
de auto staat voor de school
hij geeft thee aan het meisje
Het meisje loopt naar school

Slide 3 - Question de remorquage

Plan van aanpak
1. Lees de zin globaal door en kijk welke woorden je al kent. Op die manier krijg je een idee waar de zin over zou kunnen gaan.
2. Breng in kaart wat de hoofdzin en de bijzin(nen) zijn. Markeer ook eventuele participia. 
3. Vertaal de persoonsvorm van de hoofdzin precies. Denk ook na over wat je bij het werkwoord kunt verwachten (bijvoorbeeld een lijdend voorwerp, een meewerkend voorwerp of een 'dat-zin'.
4. Zoek de nominativus 
5. Doe de andere naamvallen bij de zin (vaak is dit in elk geval een accusativus)
6. Doe dan de rest van de zin 

Slide 4 - Diapositive

Stel, je ziet de volgende zin

Domine, tibi gratias maximas ago, quod mihi  concessisti, quod mihi liceat mori pro patre meo. 

Welke woorden ken je al? 

Context: de vader heeft geheel tegen de regels de vis op zijn bord omgedraaid (om de andere kant ook te eten). Hij krijgt hiervoor de doodstraf.

Slide 5 - Diapositive

Stap 2: hoofdzin/bijzin

Domine, tibi gratias maximas ago, quod mihi concessisti, quod mihi liceat mori pro patre meo. 

Markeer alle persoonsvormen. Groen is hoofdzin, rood is bijzin
Een infinitivus mag je onderstrepen
Bijzin herkennen
Een bijzin kun je herkennen aan worden zoals: ut, cum, postquam, qui, quae, quod (en verbuigingen)
Tip!
Staan er in een stukje zin twee werkwoorden (zoals hier: liceat en mori), dan is de kans heel groot dat één van de twee een infinitivus is

Slide 6 - Diapositive

Stap 3: vertaal de pv van hoofdzin
Domine, tibi gratias maximas ago, quod mihi concessisti, quod mihi liceat mori pro patre meo.

In combinatie met gratias betekent agere: dank betuigen 
Dus: ik betuig dank

Ik verwacht er een dativus bij(dank betuigen AAN iemand) 

Slide 7 - Diapositive

Stap 4: de nominativus
Domine, tibi gratias maximas ago, quod mihi concessisti, quod mihi liceat mori pro patre meo.

In dit geval zit het onderwerp in de persoonsvorm. Er is niet nog een losse nominativus

Slide 8 - Diapositive

Stap 5: andere naamvallen erbij
Domine, tibi gratias maximas ago, quod mihi concessisti, quod mihi liceat mori pro patre meo.

We verwachten een dativus erbij, dus die gaan we zoeken. Je concludeert dat tibi een dativus is.

Ik betuig dank aan jou

Maximas congrueert met gratias: ik betuig zeer grote dank aan jou

Ga vervolgens verder met de bijzinnen en probeer dit zelf. Op de volgende pagina staat het antwoord

Slide 9 - Diapositive

De juiste vertaling
Domine, tibi gratias maximas ago, quod mihi concessisti, quod mihi liceat mori pro patre meo.

Meester, ik betuig aan jou zeer grote dank, omdat je mij hebt toegestaan, dat het mij geoorloofd is te sterven in plaats van mijn vader

Slide 10 - Diapositive

Wat voor vorm is domine?

Slide 11 - Question ouverte

Wat voor vorm is mori?

Slide 12 - Question ouverte

Let ook op voorzetsels en de naamvallen die er altijd achter komen. Wat komt er altijd achter pro?

Slide 13 - Question ouverte