Definitie: welke stof een sporter hoofdzakelijk gebruikt om energie uit te halen (koolhydraten/vetten)
Slide 17 - Diapositive
De opslagcapaciteit voor vet in ons lichaam is onbeperkt. Waar of niet waar?
A
Waar
B
Niet waar
Slide 18 - Quiz
Het meeste vet bevindt zich onder de huid, tussen de organen in de buikholte en een klein beetje in de spieren. Waar is het van afhankelijk waar het vet zich opslaat?
A
Lengte
B
Geslacht
C
Afkomst
D
Lichaamsbouw
Slide 19 - Quiz
Welk vetgedeelte wordt het eerst als brandstof aangesproken bij lichamelijk inspanning?
timer
0:30
A
In de spieren
B
Onder de huid
C
Buikvet
D
tussen de organen in de buikholte
Slide 20 - Quiz
Waar is de substraatkeuze van afhankelijk?
timer
0:30
A
Wat je die dag hebt gegeten?
B
intensiteit en duur training
C
getraindheid
D
duur van je slaap
Slide 21 - Quiz
Naarmate iemand beter getraind is, zal hij gemakkelijker zuurstof kunnen opnemen en vetten verbranden.
Slide 22 - Question ouverte
Tijdens een lichte inspanning verbrandt een sporter relatief meer vetten.
timer
0:30
A
Waar
B
Niet waar
Slide 23 - Quiz
Naarmate de inspanning langer duurt worden er meer vetten verbruikt?
timer
0:30
A
Waar
B
Niet waar
Slide 24 - Quiz
Vragen?
vragen?
Slide 25 - Diapositive
Kookfilm, toets periode 3
- Gezonde avondmaaltijd
- Gerecht moet tussen de 500 en 750 kcal zijn (per persoon)
- Je maakt een eiwitrijk of koolhydraatrijk gerecht
- Zorg dat duidelijk is dat jij dit bereidt hebt.
- Je filmt de beoordeling van een naaste over jou gerecht (dus van ouders, broers, zussen, vrienden etc.).