Qu'est-ce que LessonUp
Rechercher
Canaux
Connectez-vous
S'inscrire
‹
Revenir à la recherche
1hve chapitre 1, grammaire H: persoonlijk vnw en avoir
Grammaire H
Het persoonlijk voornaamwoord
Het werkwoord avoir
Het persoonlijk voornaamwoord vervangen
1 / 46
suivant
Slide 1:
Diapositive
Frans
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 1
Cette leçon contient
46 diapositives
, avec
quiz interactifs
et
diapositives de texte
.
Commencer la leçon
Partager
Imprimer la leçon
Éléments de cette leçon
Grammaire H
Het persoonlijk voornaamwoord
Het werkwoord avoir
Het persoonlijk voornaamwoord vervangen
Slide 1 - Diapositive
Het persoonlijk voornaamwoord
ik
jij
hij
zij
men
wij
wij
jullie
u
zij
zij
Slide 2 - Diapositive
Het persoonlijk voornaamwoord
ik
jij
hij
zij
men
wij
wij
jullie
u
zij
zij
je
tu
il
elle
on
on
nous
vous
vous
ils
elles
Slide 3 - Diapositive
Het persoonlijk voornaamwoord
ik
jij
hij
zij
men
wij
wij
jullie
u
zij
zij
je
tu
il
elle
on
on
nous
vous
vous
ils
elles
on heeft 2 betekenissen
Slide 4 - Diapositive
Het persoonlijk voornaamwoord
ik
jij
hij
zij
men
wij
wij
jullie
u
zij
zij
je
tu
il
elle
on
on
nous
vous
vous
ils
elles
on heeft 2 betekenissen
vous heeft 2 betekenissen
Slide 5 - Diapositive
Het persoonlijk voornaamwoord
ik
jij
hij
zij
men
wij
wij
jullie
u
zij
zij
je
tu
il
elle
on
on
nous
vous
vous
ils
elles
on heeft 2 betekenissen
vous heeft 2 betekenissen
meervoud
Slide 6 - Diapositive
Het persoonlijk voornaamwoord
meervoud
ik
jij
hij
zij
men
wij
je
tu
il
elle
on
on
on heeft 2 betekenissen
vous heeft 2 betekenissen
wij
jullie
u
zij
zij
nous
vous
vous
ils
elles
Slide 7 - Diapositive
tu
il
elle
nous
ils
je
vous
on
elles
zij (enk)
zij (v, mv)
ik
jullie
hij
wij/men
zij (m, mv)
jij
wij
u
Slide 8 - Question de remorquage
Het werkwoord avoir
Slide 9 - Diapositive
Het werkwoord avoir
hebben
Slide 10 - Diapositive
Het werkwoord avoir
hebben
Onregelmatig
Slide 11 - Diapositive
Het werkwoord avoir
hebben
Onregelmatig
net als in het NL
Slide 12 - Diapositive
Het werkwoord avoir
hebben
Onregelmatig
net als in het NL
Uit je hoofd leren
Slide 13 - Diapositive
Het werkwoord avoir
hebben
Onregelmatig
net als in het NL
Uit je hoofd leren
Super super super super super
Slide 14 - Diapositive
Het werkwoord avoir
hebben
Onregelmatig
net als in het NL
Uit je hoofd leren
Super super super super super
belangrijk!!!!
Slide 15 - Diapositive
Het werkwoord avoir
hebben
ik heb
jij hebt
hij heeft
zij heeft
men heeft
wij hebben
wij hebben
jullie hebben
u heeft
zij hebben
zij hebben
Slide 16 - Diapositive
Het werkwoord avoir
hebben
ik heb
jij hebt
hij heeft
zij heeft
men heeft
wij hebben
j'ai
wij hebben
jullie hebben
u heeft
zij hebben
zij hebben
Slide 17 - Diapositive
Het werkwoord avoir
hebben
ik heb
jij hebt
hij heeft
zij heeft
men heeft
wij hebben
j'ai
tu
as
wij hebben
jullie hebben
u heeft
zij hebben
zij hebben
Slide 18 - Diapositive
Het werkwoord avoir
hebben
ik heb
jij hebt
hij heeft
zij heeft
men heeft
wij hebben
j'ai
tu
as
il
a
wij hebben
jullie hebben
u heeft
zij hebben
zij hebben
Slide 19 - Diapositive
Het werkwoord avoir
hebben
ik heb
jij hebt
hij heeft
zij heeft
men heeft
wij hebben
j'ai
tu
as
il
a
elle
a
wij hebben
jullie hebben
u heeft
zij hebben
zij hebben
Slide 20 - Diapositive
Het werkwoord avoir
hebben
ik heb
jij hebt
hij heeft
zij heeft
men heeft
wij hebben
j'ai
tu
as
il
a
elle
a
on
a
wij hebben
jullie hebben
u heeft
zij hebben
zij hebben
Slide 21 - Diapositive
Het werkwoord avoir
hebben
ik heb
jij hebt
hij heeft
zij heeft
men heeft
wij hebben
j'ai
tu
as
il
a
elle
a
on
a
on
a
wij hebben
jullie hebben
u heeft
zij hebben
zij hebben
Slide 22 - Diapositive
Het werkwoord avoir
hebben
ik heb
jij hebt
hij heeft
zij heeft
men heeft
wij hebben
j'ai
tu
as
il
a
elle
a
on
a
on
a
wij hebben
jullie hebben
u heeft
zij hebben
zij hebben
nous
avons
Slide 23 - Diapositive
Het werkwoord avoir
hebben
ik heb
jij hebt
hij heeft
zij heeft
men heeft
wij hebben
j'ai
tu
as
il
a
elle
a
on
a
on
a
wij hebben
jullie hebben
u heeft
zij hebben
zij hebben
nous
avons
vous
avez
Slide 24 - Diapositive
Het werkwoord avoir
hebben
ik heb
jij hebt
hij heeft
zij heeft
men heeft
wij hebben
j'ai
tu
as
il
a
elle
a
on
a
on
a
wij hebben
jullie hebben
u heeft
zij hebben
zij hebben
nous
avons
vous
avez
vous
avez
Slide 25 - Diapositive
Het werkwoord avoir
hebben
ik heb
jij hebt
hij heeft
zij heeft
men heeft
wij hebben
j'ai
tu
as
il
a
elle
a
on
a
on
a
wij hebben
jullie hebben
u heeft
zij hebben
zij hebben
nous
avons
vous
avez
vous
avez
ils
ont
Slide 26 - Diapositive
Het werkwoord avoir
hebben
ik heb
jij hebt
hij heeft
zij heeft
men heeft
wij hebben
j'ai
tu
as
il
a
elle
a
on
a
on
a
wij hebben
jullie hebben
u heeft
zij hebben
zij hebben
nous
avons
vous
avez
vous
avez
ils
ont
elles
ont
Slide 27 - Diapositive
Het werkwoord avoir
hebben
j'ai
tu as
il / elle / on a
nous avons
vous avez
ils / elles ont
Slide 28 - Diapositive
Tu ... une soeur?
A
ai
B
a
C
as
D
avons
Slide 29 - Quiz
Vous ... un cours de français.
A
avons
B
avez
C
ont
D
as
Slide 30 - Quiz
Elles ... les cheveux blonds.
A
ai
B
a
C
avez
D
ont
Slide 31 - Quiz
Il ... un petit chat.
A
a
B
as
C
avez
D
ont
Slide 32 - Quiz
Nous ... un stylo bleu.
A
a
B
as
C
avons
D
ont
Slide 33 - Quiz
Het persoonlijk voornaamwoord vervangen
Je kan de woorden
hij
en
zij
vervangen door namen of dingen:
Slide 34 - Diapositive
Het persoonlijk voornaamwoord vervangen
Je kan de woorden
hij
en
zij
vervangen door namen of dingen:
il
a un frère
Hij
heeft een broer
Slide 35 - Diapositive
Het persoonlijk voornaamwoord vervangen
Je kan de woorden
hij
en
zij
vervangen door namen of dingen:
il
a un frère
Romain
a un frère
Hij
heeft een broer
Romain
heeft een broer
Slide 36 - Diapositive
Het persoonlijk voornaamwoord vervangen
Je kan de woorden
hij
en
zij
vervangen door namen of dingen:
il
a un frère
Romain
a un frère
Le prof
a un frère
Romain
heeft een broer
Hij
heeft een broer
De leraar
heeft een broer
Slide 37 - Diapositive
Het persoonlijk voornaamwoord vervangen
Je kan het woord
zij (meervoud)
ook vervangen door namen of dingen:
Slide 38 - Diapositive
Het persoonlijk voornaamwoord vervangen
Je kan het woord
zij (meervoud)
ook vervangen door namen of dingen:
ils
ont un chien
Zij
hebben een hond
Slide 39 - Diapositive
Het persoonlijk voornaamwoord vervangen
Je kan het woord
zij (meervoud)
ook vervangen door namen of dingen:
ils
ont un chien
Romain en Sarah
ont un chien
Romain en Sarah
hebben een hond
Zij
hebben een hond
Slide 40 - Diapositive
Het persoonlijk voornaamwoord vervangen
Je kan het woord
zij (meervoud)
ook vervangen door namen of dingen:
ils
ont un chien
Romain en Sarah
ont un chien
Les profs
ont un chien
Romain en Sarah
hebben een hond
Zij
hebben een hond
De leraren
hebben een hond
Slide 41 - Diapositive
Le jean est bleu.
A
Il est bleu.
B
Elle est bleu.
Slide 42 - Quiz
Madame Dijkers et madame Karelse sont sympa.
A
Ils sont sympas.
B
Elles sont sympas.
Slide 43 - Quiz
Claire et Marc ont une soeur.
A
Ils ont une soeur.
B
Elles ont une soeur.
Slide 44 - Quiz
Op welke manier ga jij het rijtje van avoir uit je hoofd leren?
Slide 45 - Question ouverte
Au travail!
Thuis maken 30 t/m 33
Leer de betekenis van de persoonlijk voornaamwoorden
Leer het werkwoordrijtje van avoir uit je hoofd
(liedje Alain le lait)
Slide 46 - Diapositive
Plus de leçons comme celle-ci
Grammaire H
Novembre 2023
- Leçon avec
34 diapositives
Frans
Middelbare school
mavo
Leerjaar 1
1TC - bron H ww avoir - 21/3 - c1 ed.6.1
Mars 2024
- Leçon avec
24 diapositives
Frans
Middelbare school
havo
Leerjaar 1
WERKWOORD AVOIR - 1AHA+1HA - 20/9 - les 5 - c.1
Mai 2023
- Leçon avec
22 diapositives
Frans
Middelbare school
havo
Leerjaar 1
Chapitre 1
Octobre 2023
- Leçon avec
39 diapositives
Frans
Middelbare school
havo
Leerjaar 1
Grammatica tâche 1
Juillet 2023
- Leçon avec
35 diapositives
Frans
Middelbare school
havo
Leerjaar 1
Chapitre 1
Septembre 2022
- Leçon avec
51 diapositives
Frans
Middelbare school
havo
Leerjaar 1
1H - 3/11 - c.1
Mai 2023
- Leçon avec
13 diapositives
Frans
Middelbare school
havo
Leerjaar 1
1AH - Bron H - c.1 ed. 6.1 - 14/10
Octobre 2024
- Leçon avec
26 diapositives
Frans
Middelbare school
havo
Leerjaar 1,4