6.1 Dynamiek op de wadden

• Aardrijkskunde
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 3

Lesprogramma

• Terugblik op vorige les 
• Stukje uitleg
• Zelfstandig aan het werk  met LearnBeat

Leerdoelen

R = Ik ken de begrippen uit deze paragraaf en de Nederlandse waddeneilanden. 

T1 = Ik kan de kenmerken van de waddenzee en waddeneilanden opnoemen.

T2 = Ik kan de kenmerken van het waddengebied vergelijken met de kust bij Den Haag. 

I = Ik kan uitleggen hoe grondsoorten en water op elkaar inwerken in het waddengebied. 

6.1 Dynamiek op de wadden

Deze paragraaf gaat over NU!

Paragraaf 2 en 3 over het verleden... 

Terugblik: Wat weten we nog van vorige week? 

Terugblik: Speciale natuur in het Waddengebied

...en speciale cultuur !

Terugblik:
Getijstromen hebben veel invloed op het gebied. Wat is een getijstroom?

1. Koude zeestromen van Antarctica
2. De dagelijkse beweging van eb en vloed
3. Stromingen van de rivieren
4. Water dat zich in de bodem bevindt

Terugblik

De Nederlandse waddeneilanden onthouden..

Texel
Vlieland

Terschelling

Ameland

Schiermonnikoog

Welke waddeneiland ligt bij 3?

1. Ameland
2. Terschelling
3. Texel
4. Schiermonnikoog

Welke waddeneiland ligt bij 4?

1. Ameland
2. Schiermonnikoog
3. Texel
4. Vlieland

6.1 Dynamiek op de wadden

Maar dat zijn niet alle eilanden... 

Hoe kan dat nou?
Over dit dynamische landschap gaan we dus meer leren dit hoofdstuk. 

6.1 Dynamiek op de wadden

Het water grote invloed op het waddengebied.

Wat daarbij ook belangrijk is is de grondsoort. 

Opdracht:
Pak je basisboek en ga naar B110 op pagina 76.

Lees het stuk en beantwoord de vraag op de volgende slide. 

Welke grondsoort(en) denk je dat in het waddengebied zijn?

In het water zweven deeltjes:

licht = klei

zwaar = grof zand


Slib = zwevende deeltjes in het water 

Sleep de begrippen op de juiste plaats!

Wantij

Zee gat

Noord zee

Geul

Zelfstandig werken

• Lees pagina 98 en 99 van je lesboek
• Maak op Learnbeat de volgende opgaven:
  
  

Opgaven:
2, 3, 4, 5 

Wat is het verschil tussen het waddengebied en de kust bij Den Haag?

Leerdoelen

R = Ik ken de begrippen uit deze paragraaf en de Nederlandse waddeneilanden. 

T1 = Ik kan de kenmerken van de waddenzee en waddeneilanden opnoemen.

T2 = Ik kan de kenmerken van het waddengebied vergelijken met de kust bij Den Haag. 

I = Ik kan uitleggen hoe grondsoorten en water op elkaar inwerken in het waddengebied. 

Tot donderdag!

Volgende les is de toets H3 en H4

17 vragen waarvan 9 meerkeuze,

Voor de openvragen hoef je niet hele verhalen te schrijven! 

Zit iedereen in de klas van LessonUp? 

Iemand vragen?