2.2 Mengsels

1 / 21
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 21 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Terugblik

Slide 2 - Diapositive

De chauffeur van de vrachtwagen moet veel weten van gevaarlijke stoffen. Als hij gevaarlijke stoffen vervoert, hoe moet hij dat dan doen?
A
Hij moet dat snel doen
B
Hij moet dat veilig doen

Slide 3 - Quiz

Wat hoort NIET bij de kunststoffen?
A
Plastic
B
PET
C
Glas
D
Piepschuim

Slide 4 - Quiz

T1: Sleep de zinnen naar het juiste vakje.
Juist
Onjuist
Een thermoplast is gemakkelijk vervormbaar.
Een thermoplast wordt zacht bij verwarmen.
Een thermoplast is een polymeer.
Een thermoplast wordt gebruikt in een stopcontact.

Slide 5 - Question de remorquage

Kunnen stoffen gevaarlijk zijn?
A
Ja
B
Nee

Slide 6 - Quiz

Thermoplast
Thermoharder
Elastomeren

Slide 7 - Question de remorquage

Sommige stoffen geleiden elektriciteit goed. Dit noem je geleiders.
Welke twee stoffen zijn geleiders?

A
Goud en hout
B
Hout en lucht
C
Goud en koolstof
D
Hout en koolstof

Slide 8 - Quiz

Welke stoffen zijn beide isolatoren?
A
Papier en aluminium
B
zoutwater en lucht
C
rubber en glas
D
Koolstof en katoen

Slide 9 - Quiz

In de tabel staan vijf stoffen.
Welke van deze stoffen heeft een vaste vorm bij 750 °C?
A
alcohol
B
aluminium
C
glycerol
D
goud

Slide 10 - Quiz

2.2 Mengsels

Slide 11 - Diapositive

Wat is een mengsel?
2 of meer stoffen door elkaar. 
Soms kun je het zien 
Soms ook niet. 
Bv. Shampoo: kleurstof, verdikkingsmiddel, water, zeep, geurstof. 
Blz. 37

Slide 12 - Diapositive

Mengen alle stoffen?
Soms mengen stoffen wel. Bijv. suiker en water. 
Er ontstaat een oplossing. Deze heeft eigenschappen van beide stoffen. Thee, koffie, frisdrank zijn oplossingen. 
Soms mengen stoffen niet. Bijv. olie en water. Als je er zeep bij doet wel. Zeep is een emulgator. Daarom heet het mengsel dat je krijgt een emulsie. 

Slide 13 - Diapositive

Oplossingen
Bijv. Suiker in thee. 

Deze heeft eigenschappen van beide stoffen. (de kleur van de thee en de zoete smaak van suiker)
 Thee, koffie, frisdrank zijn gekleurde oplossingen. 
Bronwater is een kleurloze oplossing

Slide 14 - Diapositive

Emulsies
Een mengsel van water en vet is een emulsie. Er moet wel zeep wel (emulgator) zodat het gemengd blijft. Een emulsie is troebel en kan een kleur hebben.
Margarine, pindakaas, chocopasta en mayonaise zijn emulsies. Ook huidcréme, zonnebrandmelk, enz. 

Slide 15 - Diapositive

Voorbeelden van mengsels:

Een helder mengsel noemen we een oplossing. 
Een troebel mengsel noemen we een emulsie
  • Cola
  • Melk
  • Thee
  • Koffie
  • Verf
  • Shampoo


Slide 16 - Diapositive

Welke mengsels zijn zuur?
  • pH-waarde geeft aan hoe zuur of hoe basisch iets is (zuurgraad)
  • 0-14
  • 0-7 zuur
  • 7 neutraal
  • 7-14 base
  • lager dan 3 of hoger dan 11 --> heel agressief 

Slide 17 - Diapositive

Zure oplossingen
pH kleiner dan 7
Prikken of branden op de huid
Smaken zuur (azijn, citroensap)
Andere zuren stoffen: accuzuur, maagsap, tomaat, zure regen. 
Basische oplossingen
pH groter dan 7
Glibberig
Smaken zeepachtig
Prikken in je ogen
Ontvetten je huis. 
Bijv. Zeep, sodawater, ammonia (schoonmaakmiddel). 
Neutrale oplossingen
pH van 7.
Basische oplossing + zure oplossing = basische oplossing. 
Heel zure (pH = 0-1) of basische (pH 12- 14) zijn erg gevaarlijk!!

Slide 18 - Diapositive

Hoe meet je pH?
De pH kun je op verschillende manieren bepalen. 
Je kunt hiervoor pH-papier voor gebruiken. 
Maar je kunt ook gebruik maken van een indicator.

Slide 19 - Diapositive

Indicator
Rodekoolsap: Is blauwpaars in water (pH = 7) wordt rood als het zuur is en geel als het basisch is.
Geeft aan dat iets zuur, of basisch is maar niet hoe zuur of basisch iets is. 

pH papier of pH strookjes: geven aan hoe basisch of zuur iets is. 

Slide 20 - Diapositive

Aan het (huis) werk. 
Maak opdracht: 2 t/m 8
14 t/m 21
Werkboek A. 
Blz. 55

Slide 21 - Diapositive