Thema 6, week 2 Les 7 een bedrijvende een lijdende zin

Wie is in verwachting?
A
Juf Mariam
B
Juf Samira
C
Juf Mariam & juf Samira
D
Allebei niet
1 / 34
suivant
Slide 1: Quiz
NederlandsBasisschoolGroep 8

Cette leçon contient 34 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Wie is in verwachting?
A
Juf Mariam
B
Juf Samira
C
Juf Mariam & juf Samira
D
Allebei niet

Slide 1 - Quiz

Wat valt je op?

De jongens drinken limonade.


De limonade wordt door de jongens gedronken.

Slide 2 - Diapositive

Hoe vind jij het onderwerp in de zin:
Mijn broer is vandaag erg vervelend.

Slide 3 - Question ouverte

Wat is het onderwerp?

Ik kan nu het onderwerp uit een zin halen.
A
Ik
B
kan
C
het onderwerp
D
een zin

Slide 4 - Quiz

Wat is het onderwerp?

Mevrouw Van Til legt het onderwerp uit.
A
Mevrouw Van Til
B
legt
C
het onderwerp
D
uit

Slide 5 - Quiz

Waarom heeft de politie de dader gearresteerd?
A
de dader = onderwerp
B
de politie = onderwerp

Slide 6 - Quiz

lijdend voorwerp
wat (of wie) + gez + ond


Slide 7 - Diapositive

Wat is het lijdend voorwerp?
Quirijn krijgt tandjes
A
Quirijn
B
krijgt
C
tandjes
D
er is geen lijdend voorwerp

Slide 8 - Quiz

Anton brengt zijn zusje naar school.
Lijdend voorwerp is:
A
Anton
B
brengt
C
zijn zusje
D
er is geen lijdend voorwerp

Slide 9 - Quiz

Wat is het lijdend voorwerp?

Sophie doet jou de groeten.
A
Geen lijdend voorwerp
B
jou
C
Sophie
D
de groeten

Slide 10 - Quiz

lesdoel

Ik kan zinnen omzetten van de lijdende naar de bedrijvende vorm en andersom.

Slide 11 - Diapositive

Slide 12 - Vidéo

Wat is ons lesdoel

Slide 13 - Question ouverte

Onderwerp is

Slide 14 - Diapositive

Maak een zin in de bedrijvende vorm (actief)

Slide 15 - Question ouverte

Onderwerp is

Slide 16 - Diapositive

Schrijf deze zin in de lijdende vorm (passief).

Dennis hangt de vlag uit.
Begin de zin met:  De vlag ......

Slide 17 - Question ouverte

Juf doet het voor


Sophie haalt de spelletjes.


Zet de zin van de bedrijvende vorm in de lijdende vorm.

Slide 18 - Diapositive

Stappenplan:
Een zin van de bedrijvende vorm in de lijdende vorm zetten
1. Het lijdend voorwerp  wordt het onderwerp .
2. Het onderwerp wordt  voorafgegaan door het woord ‘door’.
3. Er komt een vorm van het werkwoord 'worden' of 'zijn' te staan (drinken —> wordt gedronken) (hebben  —> zijn)

Slide 19 - Diapositive

Nu jullie
Rudi viert zijn verjaardag.


Tip: de zin begin met :  Zijn verjaardag ....

Slide 20 - Diapositive

Nu jij
Bas verkoopt de stoelen.


Slide 21 - Diapositive

Juf doet het voor


De laptop wordt door Sam geopend.


Zet de zin van de lijdende vorm in de bedrijvende vorm.

Slide 22 - Diapositive

Stappenplan:
Een zin van de lijdende vorm in de bedrijvende vorm zetten


1. het onderwerp wordt het lijdend voorwerp.

2. het woord ‘door’ verdwijnt.

3. het werkwoord ‘worden’ of ‘zijn’ verdwijnt.

Slide 23 - Diapositive

Nu jullie
De bel wordt door de jongens geluid.




Tip: de zin begin met :  De jongens ....

Slide 24 - Diapositive

Nu jij
De broden worden door de bakker gebakken.


Slide 25 - Diapositive

Kies of de volgende zinnen lijdend of bedrijvend zijn.

Slide 26 - Diapositive

Het dressuur wordt door Inna goed uitgevoerd
A
lijdend
B
bedrijvend

Slide 27 - Quiz

Inna ontvangt een prijs.
A
lijdend
B
bedrijvend

Slide 28 - Quiz

Mijn moeder prijst mijn oom uitbundig.
A
lijdend
B
bedrijvend

Slide 29 - Quiz

foto's van het uitzicht worden gemaakt door de stoere man
A
lijdend
B
bedrijvend

Slide 30 - Quiz

Maak van de volgende zin een lijdende zin.

Slide 31 - Diapositive

Mijn vader beklimt de heuvel

Slide 32 - Question ouverte

aan het werk
Thema 6, week 2, Les 7

Opgave 3
Opgave 2
Plussen
Weet je het niet meer lees dan de instructies van opgave 1

Slide 33 - Diapositive

Lijdend naar bedrijvend

1. Het lijdend voorwerp  wordt het onderwerp .

2. Het onderwerp wordt  voorafgegaan door het woord ‘door’.

3. Er komt een vorm van het werkwoord 'worden' of 'zijn' te staan (drinken —> wordt gedronken) (hebben  —> zijn)

Bedrijvend naar lijdend

1. het onderwerp wordt het lijdend voorwerp.

2. het woord ‘door’ verdwijnt.


3. het werkwoord ‘worden’ of ‘zijn’ verdwijnt.

Slide 34 - Diapositive