Week 3 11-15 januari 2HM Woordenschat H4


        Woordenschat      Hoofdstuk 4


Voorvoegsels
en
achtervoegsels
1 / 22
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 22 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

Éléments de cette leçon


        Woordenschat      Hoofdstuk 4


Voorvoegsels
en
achtervoegsels

Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Lesdoelen:

ik kan/weet:
  •  de betekenis van                         veelvoorkomende voor- en achtervoegsels.
  • de betekenis van woorden kunnen vinden met voor- en achtervoegsels.
  • de betekenis van alle woorden en uitdrukking uit dit hoofdstuk.


Slide 2 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 3 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 4 - Vidéo

Cet élément n'a pas d'instructions

Belangrijke begrippen
  • Voorvoegsel
  • Achtervoegsel
  • Grondwoorden (of: kernwoorden)

Slide 5 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Voorvoegsel 


Bijvoorbeeld:

her (= voorvoegsel) + gebruiken = hergebruiken

mis + dragen = misdragen

non + fictie = non-fictie

ex + vriend = ex-vriend

on + zeker = onzeker

Een (kern)woord met een voorvoegsel noemen we een afleiding.

Slide 6 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Woorden 
Grondwoord
voorvoegsel - grondwoord - achtervoegsel
on - gebruik - (e)lijk
super-gehoor-zaam
her-bruik-baar

Slide 7 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Achtervoegsels
Er zijn veel woorden die eindigen op -heid, -lijk, -ing, -ig, -er, -erd, -aar, -aard, -baar, -rik of -isch

Deze korte stukjes zijn achtervoegsels,
je schrijft ze altijd op dezelfde manier. 

Vrolijk

Slide 8 - Diapositive

achtervoegsels zet je altijd achter een woord, zoals het woord zelf al aangeeft: achtervoegsels. Het gaat dus om het laatste deel van een woord.

Achtervoegsels
Achtervoegsels zijn vaste stukjes aan het eind van een woord. 
Achtervoegsels zeggen iets over het woord waar ze achter staan. 

Vervangbaar, blijheid, kinderlijk

-baar: zegt wat je ermee kunt doen.
-heid: zegt iets over hoe iemand of iets is.
-lijk: zegt wat van of voor iemand of iets is.

Slide 9 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Voorbeelden van achtervoegsels:
-je, -tje, -pje, -kje : autootje, zomerkoninkje
-loos :geluidloos, achteloos
-ig : prachtig, doorzichtig
-achtig : zoethoutachtig, geelachtig
-schap : vriendschap, draagmoederschap
-heid : schoonheid, traagheid
-lijk : koninklijk, hoofdzakelijk

Slide 10 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

grondwoord (of: kernwoord)
Een grondwoord is een woord waarbij je een voorvoegsel en achtervoegsel kunt schrijven.

ongebruik(e)lijk

Door te kijken naar een grondwoord, voorvoegsel en achtervoegsel kun je de betekenis van een woord achterhalen.

Slide 11 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Bedenk een woord met een voorvoegsel:

Slide 12 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Bedenk een woord met een achtervoegsel:

Slide 13 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is het grondwoord van: onmenselijk

Slide 14 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is het grondwoord van: gevangenis

Slide 15 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is het achtervoegsel van: beestachtig

Slide 16 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 17 - Lien

Cet élément n'a pas d'instructions

Huiswerk maken en uploaden:
blz. 102 -105 
opdracht 1 tot en met 5 
in jouw schrift en via de side uploaden.
Succes!!

Slide 18 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

H4 Woordenschat opdr. 1 en 2

Slide 19 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Opdracht 3 en 4

Slide 20 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

opdracht 5

Slide 21 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Einde les

Slide 22 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions