H1 Opbrengsten

H1 Opbrengsten
Leerdoelen:
  • handel-dienst-productie bedrijven
  • opbrengsten verschillende ondernemingen berekenen
  • Excl-incl BTW berekeningen
  • verschil tussen product en dienst kunnen duiden
1 / 20
suivant
Slide 1: Diapositive
BedrijfseconomieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 6

Cette leçon contient 20 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

H1 Opbrengsten
Leerdoelen:
  • handel-dienst-productie bedrijven
  • opbrengsten verschillende ondernemingen berekenen
  • Excl-incl BTW berekeningen
  • verschil tussen product en dienst kunnen duiden

Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Omzet Handelsonderneming
Opbrengst=omzet=afzet x verkoopprijs (excl BTW)

Let op consumenten (verkoop)prijs is altijd inclusief BTW
Brutowinstopslag = % van de inkoopprijs(=kostprijs =100%)
Bruto(Winst)marge = % van de verkoopprijs (verk.prijs=100%)

Slide 2 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Omzet dienstenonderneming
Tarief per gewerkt uur:
Gefactureerd tarief = arbeidsuurtarief + opslag overige bedrijfskosten

Omzet = gefactureerd tarief x aantal gewerkte uren 

( Soms vaste prijsafspraak voor aangenomen werkzaamheden )

Slide 3 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Winst dienstenonderneming
ZZP/eenmanszaak (loonkosten niet bedrijfskosten)

     Omzet                     ( gefactureerd tarief x Qu )                                        
-/- Bedrijfskosten                                                                                                 

Nettowinst               ( arbeidsuurtarief x Qu )                                     

Slide 4 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Winst dienstenonderneming
BV (loonkosten in bedrijfskosten)

     Omzet                    (gefactureerd tarief x Qu)                                     
-/- Bedrijfskosten  (arbeidsuurtarief+opslag bedrijfskosten)xQu                                                                                              
Nettowinst               (winstopslag x Qu)                                         

Slide 5 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 6 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 7 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Let op dit heet doorgaans Brutowinstmarge

Slide 8 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 9 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 10 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

omzet : afzet
Wat hoort bij elkaar:
afzet × inkoopprijs =
omzet : verkoopprijs
verkoopprijs
afzet
inkoopwaarde

Slide 11 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

Inkoopprijs
Brutowinstmarge +
Verkoopprijs excl. btw
Btw +
Consumentenprijs
(verkoopprijs incl. btw)

Slide 12 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

Het berekenen van de verkoopprijs
=
+
A
B
C
verkoopprijs
inkoopprijs
brutowinstmarge

Slide 13 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

Commerciele dienstverlening behoort tot de ......
A
Primaire sector
B
Secundaire sector
C
Tertiaire sector
D
Quartaire sector

Slide 14 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Diensten zijn minder/meer heterogeen dan goederen
A
Minder
B
Meer

Slide 15 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat gebruiken dienstenondernemingen voor hun voorraadsysteem?
A
Fifo
B
Lifo
C
VVP
D
Geen voorraadsysteem

Slide 16 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Het percentage arbeidskosten in een dienstenonderneming is lager/hoger
A
Lager
B
Hoger

Slide 17 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Kostprijs: € 4,00. Brutowinstopslag: 20%.
BTW 21%. De consumentenprijs is
A
€ 5,80
B
€ 5,81
C
€ 5,85
D
€ 5,75

Slide 18 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

De kostprijs van een scooter is €950,-. De brutowinstmarge is 45%, de btw is 21%.
Wat wordt de brutoverkoopprijs?
A
1727,27
B
2090
C
1666,78
D
1377,50

Slide 19 - Quiz

950/100 x 45 = 427,50 (brutowinst)
950 + 427,50 = 1377,50 (nettoverkoopprijs)
1377,50/100 x 21 = 289,28 (btw)
1377,50 + 289,28 = 1666,78 (brutoverkoopprijs)
Brutoverkoopprijs en consumentenprijs is hetzelfde!
De kostprijs van een jas is €60. De brutowinstopslag is 40% van de verkoopprijs. Wat is de consumentenprijs? BTW = 21%
A
€84
B
€101,64
C
€181,50
D
€121,00

Slide 20 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions