2.1 - Week 12 - STARR

Wat gaan we doen?
- Opbouw stageopdracht
- Hoe schrijf je een STARR-verslag?
1 / 19
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMBOStudiejaar 1

Cette leçon contient 19 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Wat gaan we doen?
- Opbouw stageopdracht
- Hoe schrijf je een STARR-verslag?

Slide 1 - Diapositive

Stageopdracht
Waar bestaat dat uit?
Wat moet je doen?
Hoe pak je het aan?
Hoe lever je het in?

Slide 2 - Diapositive

Voorblad
- naam
- opleiding
- klas
- werkplekbegeleider
- coach

Slide 3 - Diapositive

Inhoud
- zelfde lettertype
- geen kleurtjes
- ieder onderdeel dikgedrukt

Slide 4 - Diapositive

Wat is reflecteren??

Slide 5 - Diapositive

Reflecteren = overdenken
Terugblikken op je eigen handelen en ervaringen, daarover nadenken 
en vandaaruit nieuwe keuzes maken

Slide 6 - Diapositive

Door reflectie...

  • vergroot je je zelfkennis. 
  • krijg je inzicht in waar je kunt verbeteren en waar je al goed in bent.
  • ga je herkennen wat wel en niet werkt, voor jou en anderen.
  • leer je zien hoe anderen op jou reageren.



Slide 7 - Diapositive

Doorlopend proces
Je bent dus nooit klaar met reflecteren! 

Door het nu regelmatig bewust te doen, zul je merken dat het op een gegeven moment vanzelf gaat bij alles wat je doet. 

Een reflectieverslag is een momentopname. 

Slide 8 - Diapositive

Reflectieverslag volgens de  STARR-methode

Slide 9 - Diapositive

Toelichting 
Situatie: wie, wat, waar, wanneer
Taak: opdracht, doel (waarom)
Actie: wat deden alle betrokkenen? (hoe)
Resultaat: doel bereikt? Zo niet, wat was wel het resultaat?
Reflectie: wat heb je geleerd en wat ga je een volgende keer anders doen?

Slide 10 - Diapositive

TIPS
Begin elke zin met 'ik'; een reflectieverslag is heel egocentrisch 
Vervolgens een passend werkwoord:
  • Actief: ik waste, ik liep, ik zei, ik zat
  • Passief: ik keek, ik zag, ik observeerde, ik heb geleerd
Elke fase in het proces heeft zijn eigen werkwoorden, soms actief (taak, actie), soms passief. 

Slide 11 - Diapositive

We gaan oefenen

Het is een heel simpele vorm van verslag schrijven en het kan als basis dienen voor een echt verslag.
- Pak pen en papier
- Schrijf de volgende zinnen op 


Slide 12 - Diapositive

Situatie:
Ik was op [wanneer] samen met [wie] aan het [wat] op [waar]

Slide 13 - Question ouverte

Taak
Ik moest [wat] met als doel [wat]

Slide 14 - Question ouverte

Actie
Ik [vul in!] en [andere betrokkene] [vul in]

Slide 15 - Question ouverte

Resultaat (kies een van de twee of gebruik ze allebei na elkaar)
Ik heb hiermee bereikt dat [...]
Gevolg was dat [...]

Slide 16 - Question ouverte

Reflectie
Kortom, ik heb mijn doel (niet) bereikt, dus [...]

Slide 17 - Question ouverte

Met deze vijf zinnen als basis kun je een verslag schrijven.
  • Voeg informatie toe
  • Niet teveel, niet te weinig
  • Lees je verslag goed door voor je het inlevert en lees het alsof je er zelf niet bij was. 
  • Let bij het nalezen ook op spelling en zinsbouw :) 

Slide 18 - Diapositive

Huiswerk
ONLINE STUDIEMETER:
2F
Deelvaardigheid
Spreekwoorden/uitdrukkingen
opdracht 1,2,3

Slide 19 - Diapositive