Inhoud: vraag 1 t/m 7 → Verdeel de vragen: ieder stelt drie vragen en ieder beantwoordt drie vragen; vraag 7 stel je allebei en beantwoord je allebei.
Tijdstip: toetsweek 4
----> Raadpleeg een Biblion-uittreksel!
Slide 3 - Tekstslide
Vorige lessen:
Kenmerken gedichten...
...ontdek je door ze te vergelijken met een verhalende tekst:
de presentatie
de verwoording van de tekst
de verteller van de tekst
lyrisch-ik
--> Begrip focalisator = ?
Slide 4 - Tekstslide
§4.4 Bouwstenen: versregels en strofen
Versregel(s) (vs.) = ?
Strofe = ?
Strofevormen:
- twee versregels =
- drie versregels =
- vier versregels =
- vijf versregels =
- zes versregels =
- zeven versregels =
- acht versregels =
Slide 5 - Tekstslide
§4.4 Bouwstenen: versregels en strofen
Enjambement = ?
Slide 6 - Tekstslide
§4.5 Herhaling: inhoud, klank, metrum en ritme
Samenhang in een gedicht kan op verschillende manieren ontstaan:
inhoudelijke herhaling
rijm
metrum/ ritme
Slide 7 - Tekstslide
Bespreken huiswerk
opdr. 1 en 2 Classroom
Slide 8 - Tekstslide
Opdr. over rijm
Zoek uit wat de volgende begrippen betekenen en schrijf ze in je schrift (blz.126):
rijm op basis van vorm
volrijm
halfrijm
assonantie
alliteratie
rijm op basis van plaats
eindrijm
rijmschema
gekruist rijm
gepaard rijm
omarmend rijm
Slide 9 - Tekstslide
Opdr. over metrum
Zoek uit wat de volgende begrippen betekenen en schrijf ze in je schrift (blz. 126-127):
metrum
versmaat
jambe
anapest
trocheus
dactylus
relatie renaissance en metrum?
relatie metrum en de Beweging van Tachtig?
alexandrijn
antimetrie
ritme
Slide 10 - Tekstslide
Bespreken huiswerk
opdr. 8 + 10 blz. 105-106
Slide 11 - Tekstslide
Opdr. 8
blz. 105
Slide 12 - Tekstslide
Opdr. 8 blz. 105
2 Gekruist rijm en omarmend rijm (strofe 3).
3 In de derde strofe vouwt de man de armen op zijn borst, daarmee omarmt hij zichzelf als het ware. Bij een dergelijke inhoud past qua rijm omarmend rijm.
4 Alliteratie: meer en meer; assonantie: oud en vertrouwde.
Slide 13 - Tekstslide
Opdr. 10 blz. 106
Kwatrijn, kwatrijn, terzet en terzet.
levenskracht-eenmaal-verdeelt-abc (ee-klank) en levenskracht-bezat (a-klank).
het-vers-met-letters.
weegt-wikt.
Er wordt in “Code” geen enjambement toegepast: alle versregels eindigen op een vanzelfsprekend moment.
Jambe.
Vs. 9: Iedere.
De “gij” is dood (vs. 4) en de voormalige levenskracht is nu verdeeld over het abc (de taal) (vs. 1-2).
Slide 14 - Tekstslide
Opdr. 10 blz. 106
9. De ik-figuur probeert de taal zo te (her)ordenen dat de levenskracht weer hersteld wordt en contact met de dode mogelijk wordt, of dat de dode weer levend wordt.
10. De deur die opengaat, verwijst terug naar vs. 4 waar sprake is van het zware slot dat geopend wordt naar “uw dood”. De ik-figuur probeert door middel van de magische ordening van de taal in het gedicht (vergelijk “sleutelwoorden” (vs. 3), de woorden die het slot moeten openen) contact te leggen met de dode.
11. Volgens Middendorp probeerde Achterberg door middel van de taal in het gedicht een dode geliefde weer tot leven te wekken. “Code” sluit bij deze algemene Achterberg-thematiek aan. Ook in “Code” probeert een ik-figuur met een specifieke ordening van de taal (“sleutelwoorden”) contact te krijgen met de overledene.
Slide 15 - Tekstslide
Zelfstandig werken
Keuze uit:
m. opdr. 11 blz. 107-108 = hw. vr. 9/6
lezen in je boek
Morgen vr. 9/6:
mentoruur: vragen/oefenen SE, mentorgesprekje
les: bespreken toets formuleren + laatste vragen SE + werken aan opdr. poëzie: 1, 2, 4, 6, 7, 8, 10, 11.
Slide 16 - Tekstslide
Vrijdag 9 juni
2e uur --> mentoruur: vragen/oefenen SE, mentorgesprekje lokaal 225