Poëzie - LL M4 - les 3

vr. 9 jun. - 4V1 - 5e uur
Lesdoel
Aan het einde van de les weet je alles over herhaling in gedichten: inhoud, klank, metrum en ritme.
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 17 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

vr. 9 jun. - 4V1 - 5e uur
Lesdoel
Aan het einde van de les weet je alles over herhaling in gedichten: inhoud, klank, metrum en ritme.

Slide 1 - Tekstslide

vr. 9 jun. - 4V1 - 5e uur
  • Verder werken aan opdracht 6 en 7
  • Bespreken opdr. 6 en 7 blz. 103-105
  • Uitleg §4.5 Herhaling: inhoud, klank, metrum en ritme
  • Zelfstandig werken

Slide 2 - Tekstslide

Vorige lessen:
Kenmerken gedichten...
...ontdek je door ze te vergelijken met een verhalende tekst:
  • de presentatie van de tekst op de pagina (veel wit en witregels)
  • de verwoording van de tekst = (meestal geen geschiedenis (personages met handelingen) maar) de weergave van een momentopname.
  • de verteller van de tekst = (lyrisch) ik-figuur, onbekende ik-verteller (soms ook hij/zij-verteller)
  • lyrisch-ik = een ik-figuur die in een gedicht nadrukkelijk de eigen gevoelens verwoordt (ervaring speciaal moment)
  • --> Begrip focalisator = verteller.

Slide 3 - Tekstslide

§4.4 Bouwstenen: versregels en strofen
  • Versregel(s) (vs.)  =  regel van een gedicht; heel kort - redelijk lang
  • Strofe = groepje versregels dat bij elkaar hoort ('alinea' of 'couplet' van gedicht); strofe = functioneel
  • Strofevormen:
- distichon = twee versregels
- terzine / terzet = drie versregels
- kwatrijn = vier versregels
- kwintet = vijf versregels
- sextet = zes versregels
- septet = zeven versregels
- octaaf = acht versregels

Slide 4 - Tekstslide

§4.4 Bouwstenen: versregels en strofen
  • Enjambement = afbreken van een versregel op een plaats waar geen vanzelfsprekend einde van de versregel is. De woorden vóór en ná het afbreken krijgen daardoor extra nadruk.
  • Eerste strofe van De moeder de vrouw:
Ik ging naar Bommel om de brug te zien.
Ik zag de nieuwe brug. Twee overzijden
die elkaar vroeger schenen te vermijden,
worden weer buren. Een minuut of tien
dat ik daar lag, in 't gras, mijn thee gedronken,
mijn hoofd vol van het landschap wijd en zijd -
laat mij daar midden uit de oneindigheid
een stem vernemen dat mijn oren klonken.

Slide 5 - Tekstslide

klassikaal/zelfstandig werken
opdr. 6 en 7 blz. 103-105

Slide 6 - Tekstslide

Antwoorden opdr. 6 blz. 103
  1. Kwatrijn
  2. Enjambement is een versregel afbreken op een plek waar je dat niet verwacht, op een plek waar geen vanzelfsprekend einde van de versregel is. De woorden vóór en ná het afbreken krijgen daardoor extra nadruk.

Slide 7 - Tekstslide

Antwoorden opdr. 7 blz. 104-105
  1. De versregels zijn erg lang. Vraag je af wat de uitwerking van dergelijke lange versregels op jou als lezer is. Vraagt het bijvoorbeeld meer concentratie van je?
  2. Distichon, kwatrijn, kwintet, terzine en distichon.
  3. De functie van de enjambementen is de zelfstandige naamwoorden nadruk geven: “clown” en “voorhoofd” worden zo extra benadrukt.

Slide 8 - Tekstslide

Antwoorden opdr. 7 blz. 104-105
  • 4. Het trappenhuis van de woning waarin de gebeurtenissen zich afspelen.
  • 5. Een belangrijke gebeurtenis vindt plaats in het trappenhuis. Het trappenhuis is de setting (strofe 3).
  • 6. Zowel strofe 1 als 2 gaan over gedachten en herinneringen van de ik-figuur aan gebeurtenissen in het huis (washandje op doucheputje, broer).

Slide 9 - Tekstslide

Antwoorden opdr. 7 blz. 104-105
  • 7. Beeldspraak: “herinneringen als onderduikers”. Dit is een vergelijking-met-als.
  • 8. Er zijn twee herinneringen: de broer kroop onder het bed van de ik-figuur en deed een kat na en (vergelijk “Later”) de broer riep “godverdomme”.
  • 9. De broer is het centrale personage.

Slide 10 - Tekstslide

Antwoorden opdr. 7 blz. 104-105
  • 10. De titel komt in vs. 8-9 van het gedicht voor: “zweetdruppels op zijn / voorhoofd als noppenfolie”. Noppenfolie is beeldspraak voor zweetdruppels.

Slide 11 - Tekstslide

Antwoorden opdr. 7 blz. 104-105
  • 11. 
  • Strofe 3, vs. 7 begint met de mededeling dat “ze hem kwamen ophalen”. Strofe 4 eindigt met “grijze meneren aan het einde van de traptreden” die degene (“hem”) komen meenemen. De ik-figuur hoopt dat de “grijze meneren” de broer niet opslokken (vergelijk vs. 13). De broer van de ik-figuur wordt dus uit het huis opgehaald. Terwijl dat gebeurt, staat de vader met een voorhoofd vol zweetdruppels (“noppenfolie”) met zijn hoofd (machteloos) tussen de spijlen van de trap.

Slide 12 - Tekstslide

Antwoorden opdr. 7 blz. 104-105
  • 12.Aan “clown” kun je de betekenis ‘angst’ toekennen (vergelijk “eng” vs. 16).
  • 13. In het eerste lange gedeelte is de broer thuis en wordt hij opgehaald. Het tweede korte gedeelte speelt daarna: de broer is weg en de ik-figuur vraagt zich af wie zich onder het bed zal verstoppen nu de broer dat niet meer kan doen. (verleden vs. heden)

Slide 13 - Tekstslide

§4.5 Herhaling: inhoud, klank, metrum en ritme

Samenhang in een gedicht kan op verschillende manieren ontstaan:
  • inhoudelijke herhaling
  • rijm
  • metrum/ ritme

Slide 14 - Tekstslide

Opdr. over rijm (10 min)
Zoek uit wat de volgende begrippen betekenen en schrijf ze in je schrift (blz.126):
  • rijm op basis van vorm
  • volrijm
  • halfrijm
  • assonantie
  • alliteratie



  • rijm op basis van plaats
  • eindrijm
  • rijmschema
  • gekruist rijm
  • gepaard rijm
  • omarmend rijm

Slide 15 - Tekstslide

  • metrum/antimetrie
  • versmaat
  • jambe
  • anapest
  • trocheus
  • dactylus
  • alexandrijn
  • antimetrie
1) Benoem de strofevorm.
2) Geef het rijmschema weer.
3) Geef het metrum aan.
4) Zit er enjambement of antimetrie in jouw stuk?
5) Leg de verschillende delen in de juiste volgorde.
6) Lees het verhaal in de juiste volgorde voor.

Slide 16 - Tekstslide

Zelfstandig werken

Keuze uit:
  • maken opdr. 8 + 10 blz. 105 - 106 = hw. do.8/6
  • lezen in je boek

Slide 17 - Tekstslide