Nederlands les 5 - periode 1

WELKOM


Telefoon in de telefoontas

Laptop dicht op tafel
s.v.p.

1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1,2

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

Onderdelen in deze les

WELKOM


Telefoon in de telefoontas

Laptop dicht op tafel
s.v.p.

Slide 1 - Tekstslide

Nederlands les 6 - 2F en 3F
Argumenten voor, tegen en drogredenen. 

Docent Anjali Sneep-Deuzeman

Slide 2 - Tekstslide


In tweetallen, op papier.

- welke soorten argumenten ken jij?
Kun je een voorbeeld geven van een soort argument. 


- wat is volgens jou een drogreden?

10 minuten
timer
10:00

Slide 3 - Tekstslide

Agenda:
1. Wie doet er mee?

2. Klassikaal CE-examen luisteren

3. Uitleg theorie: argumenten voor, tegen en drogredenen

5. Taalblokken en concentratie oefenen

6. Afsluiting en vooruit kijken



Slide 4 - Tekstslide

Doelen:

Aan het einde van deze les:

- weet je het verschil tussen de verschillende soorten voor- en tegenargumenten.

- kun je een voorbeeld geven van een drogreden.

- Heb je geoefend met hoofd- en bijzaken.

Slide 5 - Tekstslide

1. Wie doet er mee? 
Bij de deur, degene die buiten de les oefenen.
Voorwaarde: 08:30 uur melden, 09:45 uur terug in lokaal.

Bij het raam, degene die in de klas uitleg willen.

Slide 6 - Tekstslide

2. Uitleg theorie
Argumentatiestructuur:
Argumenten voor, tegen en drogredenen

Slide 7 - Tekstslide

Voorbeeld
Je kunt best een voldoende halen voor deze toets,

want Johan is het ook gelukt.

Voorbeeld
Een topfunctie is haalbaar voor Nederlandse vrouwen,
want Neelie Smit Kroes is jarenlang Eurocommissaris geweest.

Autoriteit
Je mag niet door rood rijden,
want dat staat in de wet.

Kenmerk of eigenschap
Dat is een goede zanger,
want hij zingt altijd zuiver.

Slide 8 - Tekstslide

Gevolg - oorzaak
Hij heeft een onvoldoende gehaald (gevolg),

want hij heeft niet geleerd (oorzaak)

Oorzaak - gevolg
Dit is een gevaarlijke kruising (oorzaak),
want er gebeuren hier veel ongelukken (gevolg)

Voordelen-nadelen
Laten we deze zomer op vakantie naar Frankrijk gaan, (advies/wens/keuze)
want dan hebben we de grootste kans op mooi weer
(voordeel/nadeel)

Slide 9 - Tekstslide

Uitleg drogredenen

Slide 10 - Tekstslide

Veel ouderen die op een e-bike rijden hebben een ongeluk gehad, dus het is gevaarlijk fietsen met een e-bike.
A
Drogreden: de onjuiste oorzaak-gevolgrelatie
B
Drogreden: de verkeerde vergelijking

Slide 11 - Quizvraag

Wat weet jij nu van gezondheid? Jij weegt zelf 100 kilo!
A
Drogreden: de persoonlijke aanval
B
Drogreden: de cirkelredenering

Slide 12 - Quizvraag

Iedereen trakteert op zijn verjaardag, dus waarom jij niet?
A
Drogreden: Overhaaste generalisatie
B
Drogreden: Cirkelredenering
C
Drogreden: Beroep op traditie

Slide 13 - Quizvraag

Slide 14 - Video

Welke drogreden wordt er gebruikt in de discussie tussen Rutte en Wilders?
A
onjuist beroep op autoriteit
B
ontduiken bewijslast
C
bespelen van publiek
D
persoonlijke aanval

Slide 15 - Quizvraag

Slide 16 - Video

Welke drogreden gebruikt de vrouw in het fragment?
A
Bespelen van het publiek
B
Vertekenen van het standpunt
C
Ontduiken van bewijslast
D
Cirkelredenering

Slide 17 - Quizvraag






MBO niveau 3 - 2F
startmalmbergmbo.nl
Module Bouwstenen 2F
Hoofdstuk 5. Nederland wereldwijd | Hoofdzaken en bijzaken
§ 5.2 - Lezen











MBO niveau 4 - 3F
startmalmbergmbo.nl
Module Bouwstenen 3F
Hoofdstuk 6. Protest | Argumenteren
 § 6.2 - Lezen

3. Aan de slag!

Slide 18 - Tekstslide

4. CE-examen Luisteren
Klassikaal

Slide 19 - Tekstslide

MBO-facet
Oefenexamen 2023-2024 - 3F

https://mbo-oefenomgeving.facet.onl/facet-openbaar-portaal/oefenen/examens/Nederlandse%20taal%203F

Slide 20 - Tekstslide

Bij dit fragment horen 2 vragen.

Presentator Rick Nieman maakt aan het begin van dit fragment een vergelijking tussen de politieke macht en lobbyisten.

Wat wil Rick Nieman met deze vergelijking benadrukken?

Een lobbyist.
A
Heeft meer kennis over politieke dossiers dan ministers en staatsecretarissen.
B
Kan zijn invloed langer uitoefenen dan ministers en staatsecretarissen.
C
Neemt zijn werk serieuzer dan ministers en staatsecretarissen.

Slide 21 - Quizvraag

Bij dit fragment horen 2 vragen.

Rick Nieman stelt de kijker een vraag over statiegeld op kleine flesjes.

Wat wil hij met deze vraag bereiken?
A
Hij wil de desinteresse van de kijker in het onderwerp van het programma bekritiseren.
B
Hij wil de kijker betrekken bij het onderwerp van het programma.
C
Hij wil de kijker informeren over het onderwerp van het programma.

Slide 22 - Quizvraag

Bij dit fragment horen 2 vragen.

In 2001 kwam oud-minister Jan Pronk met het plan om statiegeld te gaan heffen op kleine plastic flesjes.

Hoe reageerden de bedrijven op dit plan?
A
Ze eisten een nieuwe opzet van het plan om zo meer bedenktijd te creëren.
B
Ze kwamen met verbetervoorstellen van het plan van de minister.
C
Ze schreven een ander plan dat op korte termijn niet uitvoerbaar was.

Slide 23 - Quizvraag

Bij dit fragment horen 2 vragen.

Oud-minister Jacqueline Cramer legt uit waarom zij niet wilde meewerken aan de invoering van het plan over statiegeld op kleine flesjes.

Welk argument gebruikt zij hiervoor.
A
Ze had onvoldoende vertrouwen in de bestaande statiegeldregeling.
B
Ze vond het inzamelen van alleen plastic flessen niet ambitieus genoeg.
C
Ze voorzag dat de Tweede Kamer niet zou instemmen met dit nieuwe statiegeldplan.

Slide 24 - Quizvraag

Bij dit fragment horen 3 vragen.

In het eerste deel van het fragment interviewt Rick Nieman de journalist Hans Marijnissen.

Waarom zegt Rick Nieman: "Ohhh! Maar even, wacht even, stapje terug"?

Rick Nieman
A
Vindt de opmerking van Hans Marijnissen dusdanig opmerkelijk dat hij er extra aandacht voor vraagt.
B
Vindt de opmerking van Hans Marijnissen zo ongeloofwaardig dat hij de juistheid ervan wil toetsen.
C
Wil Hans Marijnissen om verduidelijking vragen, omdat hij zijn opmerking niet begrijpt.

Slide 25 - Quizvraag

Afsluiten:

Aan het einde van deze les:

- kun je uitleggen wat een drogreden is en één voorbeeld geven. 
- kun je een voorbeeld geven van een soort argument. 
- weet je één verschil te benoemen tussen hoofd- en bijzaken. 

Slide 26 - Tekstslide

Volgende week:
Laatste les om het CE-examen voor te bereiden.

Slide 27 - Tekstslide