Hoofdletters

Het voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord schrijf je ...
A
Zo lang mogelijk
B
Zo kort mogelijk
1 / 27
volgende
Slide 1: Quizvraag
NederlandsMiddelbare schoolMBOmavoLeerjaar 2Studiejaar 1

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Het voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord schrijf je ...
A
Zo lang mogelijk
B
Zo kort mogelijk

Slide 1 - Quizvraag

In welke zin is het voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord gebruikt?
A
De brief is geschreven
B
De geschreven brief
C
Hij schrijft snel een brief
D
De blauwe brief ligt op de tafel

Slide 2 - Quizvraag

Hoofdletters

Slide 3 - Tekstslide

Wanneer gebruik
je een hoofdletter?

Slide 4 - Woordweb

Wanneer gebruik je een hoofdletter?
  • Eerste woord van de zin:
  • Morgen ga ik sporten.

  • Hoge komma (apostrof) '
  • Het tweede woord begint met de hoofdletter, niet de S!
  • 's Morgens ga ik altijd hardlopen.

Slide 5 - Tekstslide

Wanneer gebruik je een hoofdletter?
Namen
  • Namen schrijf je met een hoofdletter
  • Voornaam: Peter
  • Voorletters + achternaam: H. Janssen
  • Straatnaam: Lindelaan
  • Provincies: Overijssel, Noord-Holland
  • Clubs: Ajax, Feyenoord

Slide 6 - Tekstslide

Wanneer gebruik je een hoofdletter?
Namen
Namen van dagen, maanden, windstreken en jaargetijden schrijf je met een kleine letter
  • zaterdag, december, noord, winter

Namen van volkeren schrijf je met een hoofdletter
  • Arabier, Eskimo, Nederlander en Bosjesman

Slide 7 - Tekstslide

Wanneer gebruik je een hoofdletter?
Feestdagen
Feestdagen  schrijf je met een hoofdletter, bijvoorbeeld: Pasen, Hemelvaartsdag, Vaderdag, Kerst.

Woorden die afgeleid zijn van een feestdag schrijf je niet met een hoofdletter, bijvoorbeeld: kerstdiner, paasontbijt. 



Slide 8 - Tekstslide

Getallen aan het begin van de zin
25 leerlingen hebben hun boek bij
6 procent is de winst gestegen

Slide 9 - Tekstslide

Hoofdletter of kleine letter
Welke is juist?
A
cola
B
Cola

Slide 10 - Quizvraag

Hoofdletter of kleine letter
Welke is juist?
A
Amsterdam-Zuid
B
Amsterdam-zuid

Slide 11 - Quizvraag

coca-cola
A
coca-cola
B
Coca-Cola

Slide 12 - Quizvraag

Hoofdletter of kleine letter
Welke is juist?
A
meneer de Boer
B
Meneer de boer
C
meneer de boer
D
meneer De Boer

Slide 13 - Quizvraag

frits van houten
A
Frits Van Houten
B
Frits van Houten
C
Frits Van houten

Slide 14 - Quizvraag

Hoofdletter of kleine letter
Welke is juist?
A
de efteling
B
de Efteling

Slide 15 - Quizvraag

Hoofdletter of kleine letter
Welke is juist?
A
's Middags begin ik om twee uur
B
'S middags begin ik om twee uur

Slide 16 - Quizvraag

Hoofdletter of kleine letter
Welke is juist?
A
Zondag
B
zondag

Slide 17 - Quizvraag

Hoofdletter of kleine letter
Welke is juist?
A
keizer
B
Keizer

Slide 18 - Quizvraag

Hoofdletter of kleine letter
Welke is juist?
A
Moederdag
B
moederdag

Slide 19 - Quizvraag

Hoofdletter of kleine letter
Welke is juist?
A
Koning willem-alexander
B
Koning Willem-Alexander
C
koning Willem-Alexander
D
koning Willem-alexander

Slide 20 - Quizvraag

Hoofdletter of kleine letter
Welke is juist?
A
sinterklaascadeau
B
Sinterklaascadeau

Slide 21 - Quizvraag

Hoofdletter of juist een kleine letter?
A
Sinterklaas
B
sinterklaas

Slide 22 - Quizvraag

Hoofdletter of kleine letter
Welke is juist?
A
Zomer
B
zomer

Slide 23 - Quizvraag

Hoofdletter of kleine letter. Welke is juist?
A
Scheldemond college
B
scheldemond College
C
Scheldemond College
D
scheldemond college

Slide 24 - Quizvraag

Hoe schrijf je
paasontbijt?

Slide 25 - Open vraag

's morgens eet ik niets.

Slide 26 - Open vraag

En nu ?
Maak op de Elo opdracht 5

Dit is ook het huiswerk

Slide 27 - Tekstslide