Vlag Wat gebeurt er met het woord als je het verkleint?
Ketting
Rund
Blad
Tante
Slide 9 - Tekstslide
tussenklank in samenstellingen (-n, s)
Hoe schrijf je de samenstellingen van de volgende woorden:
groente + soep
gezin + samenstelling
rijst + vla
seconde + wijzer
station + chef
spin + web
rood + kool
Slide 10 - Tekstslide
tussenklank in samenstellingen (-e, -en, s)
Hoe schrijf je de samenstellingen van de volgende woorden:
groente + soep
gezin + samenstelling
rijst + vla
seconde + wijzer
station + chef
spin + web
rood + kool
Groentesoep (meervoud: groentes)
Gezinssamenstelling (gezinskroket)
Rijstevla (rijst heeft geen mv)
Secondewijzer (secondes)
Stationschef (stationskroket)
Spinnenweb (maar spinnewiel!)
Rodekool (linkerdeel is geen z.n.)
Slide 11 - Tekstslide
7. Tussenklank in samenstellingen
e
en
s
Slide 12 - Tekstslide
Tussen-s
Je schrijft de tussen-s als je hem hoort. Snelheidslimiet, landschapsarchitect
Als het tweede deel van de samenstelling met een s-klank begint, is de tussen-s lastig te horen: station + chef
Vervang dan het tweede deelen schrijf de -s- als je die in vergelijkbare samenstellingen hoort: stationschef, want station + klok/ stationsklok/
Soms zijn twee manieren goed: tijd(s)verschil / voorbehoed(s)middel
Slide 13 - Tekstslide
Tussen-s
Ezelsbruggetje: kroket of kat
station + chef > stationskroket, dus stationschef
keuken + schaar > keukenkroket, dus keukenschaar
liefde + scène > liefdeskroket, dus liefdesscène
Slide 14 - Tekstslide
Tussen-en of -e (Zie het schema bij de theorie in de reader )
In deze gevallen schrijf je een tussen-e:
als het linkerdeel geen zelfstandig naamwoord is Wel een zn: gekkenhuis, beestenbende, spinnenweb Geen zn: spinnewiel (want linkerdeel=werkwoord) rodekool (want linkerdeel=bijvoeglijk naamwoord)
als het linkerdeel een meervoud op -s (of -s en -n) heeft Rijstevla (rijst heeft geen meervoud) secondewijzer (secondes) groentesoep (groentes)
Slide 15 - Tekstslide
Tussen-en of -e
In deze gevallen schrijf je een tussen-e:
als er van het linkerdeel maar één in zijn soort is zon, maan, hel, koningin zonnebril, maneschijn, hellevuur, koninginnedag
als het linkerdeel een bijvoeglijk naamwoord versterkt beresterk, stekeblind, reuzeleuk
als de delen niet (meer) herkenbaar is als los woord elleboog, klerelijer, bolleboos, apegapen, dageraad, bakkebaard
Slide 16 - Tekstslide
Slide 17 - Tekstslide
8. Aan elkaar of los?
Slide 18 - Tekstslide
8. Aan elkaar of los?
Slide 19 - Tekstslide
8. Aan elkaar of los?
Slide 20 - Tekstslide
8. Aan elkaar of los?
Aan elkaar:
1. Samenstellingen van twee of drie woorden: schoolvakantie
2. Getallen tot en met duizend en in samenstellingen: drieduizend, zeshonderd.
3. Combinaties van voorzetsel en bijwoord: dichtbij, naartoe.
4. Combinatie van twee voorzetsels: voorin, achterop.
5. Er, hier, daar, waar + voorzetsel: hieraan, waarvoor, daartegenover.
Slide 21 - Tekstslide
8. Aan elkaar of los?
Los:
1. Getallen met miljoen of miljard: vijf miljoen, zes miljard.
2. Combinatie van voorzetsel en bijwoord als daarna een lidwoord of zelfstandig naamwoord komt: hij woont dicht bijde stad.
3. Combinatie van twee voorzetsels als daarna een lidwoord of zelfstandig naamwoord komt: ik zit graag achter opde fiets.
5. Voorzetsels die onderdeel uitmaken van een werkwoord: inpakken, opschieten, bijzetten.
Slide 22 - Tekstslide
Hoofdstuk 8: aan elkaar
- Samenstellingen van twee of drie woorden
- Getallen tot duizend en samenstellingen met honderd en duizend (vijfduizend)
- Combinaties van een voorzetsel + bijwoord (erbij, dichtbij) --> maar los als na het voorzetsel een voornaamwoord of zelfstandig naamwoord staat (Floor woont dicht bij Tim)
- Combinaties van twee voorzetsels (voorin, achterin) --> maar los als na het voorzetsel een voornaamwoord of zelfstandig naamwoord staat (Hij zat voor in de auto)
- Voornaamwoordelijke bijwoorden: er, hier, daar, waar + voorzetsel (hieraan, waarvoor)
Slide 23 - Tekstslide
Hoofdstuk 8: los
1. Getallen met miljoen of miljard: vijf miljoen, zes miljard.
2. Combinatie van voorzetsel en bijwoord als daarna een lidwoord of zelfstandig naamwoord komt: hij woont dicht bijde stad.
3. Combinatie van twee voorzetsels als daarna een lidwoord of zelfstandig naamwoord komt: ik zit graag achter opde fiets.
5. Voorzetsels die onderdeel uitmaken van een werkwoord: inpakken, opschieten, bijzetten.
Slide 24 - Tekstslide
Slide 25 - Video
Hoofdstuk 9 - Liggend streepje
Doel: koppelteken, weglatingsteken en afbreekteken juist gebruiken.
Slide 26 - Tekstslide
Wat valt je op aan volgende zinnen?
Dinsdagavond en woensdagavond ga ik sporten.
Fietsvakanties, werkvakanties en taalvakanties zijn best populair.
Slide 27 - Tekstslide
Weglatingsteken
Bij samenstellingen
Deel van een woord kan weggelaten worden.
Alleen als het deel in beide woorden dezelfde betekenis heeft.
Slide 28 - Tekstslide
Dinsdagavond en woensdagavond ga ik sporten. Dinsdag- en woensdagavond ga ik sporten.
Fietsvakanties, werkvakanties en taalvakanties zijn best populair.
Fiets-, werk- en taalvakanties zijn best populair.
Slide 29 - Tekstslide
Noteer het weglatingsstreepje op de juiste plek:
wielerwedstrijden en hardloopwedstrijden
Slide 30 - Open vraag
Kijk eens naar de volgende woorden:
radioomroep
autoongeluk
70jarige
%teken
NoordNederland
haatliefdeverhouding
Slide 31 - Tekstslide
Koppelteken
- om leesfouten te vermijden
zo-even, stage-uren, radio-omroep, na-apen - in aardrijkskundige namen met een extra toevoeging Noord-Brabant, Zuid-Amerika, Midden-Nederland
- bij cijfers, letters en andere tekens $-teken, vmbo-leerling, 70-jarige, tbs-kliniek
- in woorden met bepaalde voorvoegsels (zie reader)
- voor een hoofdletter
anti-Russisch, oer-Hollands
Slide 32 - Tekstslide
Koppelteken (vervolg)
- bij dubbele achternamen Ernst Jansen-Steur, Hannie Werters-van de Hoek - bij een functie, rang of titel assistent-bedrijfsleider, minister-president
- in de combinatie 'niet + een ZN' (dit geldt ook voor andere voorvoegsels) niet-roker, niet-alledaags, anti-roker, ex-collega, etc.
- tussen gelijkwaardige delen in een samenstelling