Klas 2 Grammatica woordsoorten

Carlijn
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Carlijn

Slide 1 - Tekstslide

Klassenopstelling 2E

Slide 2 - Tekstslide

Klassenopstelling 2E

Slide 3 - Tekstslide

ENQUÊTE

klas 2A: https://forms.office.com/e/5D7Lbb5CLg

Open de enquête en vul je unieke 6-nummerige ID in. 
Deze krijg je van mij op een strookje.






Slide 4 - Tekstslide

ENQUÊTE

klas 2E: https://forms.office.com/e/vhPAWfE5ZQ

Open de enquête en vul je unieke 6-nummerige ID in. 
Deze krijg je van mij op een strookje.






Slide 5 - Tekstslide

Grammatica

Slide 6 - Tekstslide

Grammatica - redekundig
  • Voorzetselvoorwerp
  • Samengestelde zinnen






Grammatica: tijdens het toetsuur word je apart getoetst over het onderdeel grammatica (andere helft van je cijfer) 
Grammatica - taalkundig
  • Lidwoord, zelfstandig en bijvoeglijk naamwoord
  • Soorten werkwoorden: zelfstandig, koppel- en hulpwerkwoord
  • Voornaamwoorden: persoonlijk, bezittelijk, wederkerend en wederkerig, aanwijzend, vragend, onbepaald en betrekkelijk
  • Telwoord, voegwoord, voorzetsel, bijwoord





Slide 7 - Tekstslide

STARTOPDRACHT
Lees dit interview met een graffitikunstenaar.

 
Waarom doe je aan graffiti?
‘Ik vind het leuk om mezelf af te reageren en om creatieve ontwerpen te maken.’
Wat weet je van de geschiedenis van de graffiti?
‘Die is begonnen in de Bronx, degene die als eerste begon was Taki. Langzamerhand verspreidde graffiti zich over de hele wereld.’

Hoeveel lidwoorden staan er in de tekst?




Slide 8 - Tekstslide

STARTOPDRACHT
Lees dit interview met een graffitikunstenaar.

 
Waarom doe je aan graffiti?
‘Ik vind het leuk om mezelf af te reageren en om creatieve ontwerpen te maken.’
Wat weet je van de geschiedenis van de graffiti?
‘Die is begonnen in de Bronx, degene die als eerste begon was Taki. Langzamerhand verspreidde graffiti zich over de hele wereld.’

Hoeveel lidwoorden staan er in de tekst?




Slide 9 - Tekstslide


Hoeveel lidwoorden staan er in de tekst?

A
3
B
4
C
5
D
6

Slide 10 - Quizvraag

STARTOPDRACHT
Lees dit interview met een graffitikunstenaar.

 
Waarom doe je aan graffiti?
‘Ik vind het leuk om mezelf af te reageren en om creatieve ontwerpen te maken.’
Wat weet je van de geschiedenis van de graffiti?
‘Die is begonnen in de Bronx, degene die als eerste begon was Taki. Langzamerhand verspreidde graffiti zich over de hele wereld.’

Hoeveel zelfstandig naamwoorden staan er in de tekst?




Slide 11 - Tekstslide

Hoeveel zelfstandig naamwoorden staan er in de tekst?
A
6
B
7
C
8
D
9

Slide 12 - Quizvraag

STARTOPDRACHT
Lees dit interview met een graffitikunstenaar.

 
Waarom doe je aan graffiti?
‘Ik vind het leuk om mezelf af te reageren en om creatieve ontwerpen te maken.’
Wat weet je van de geschiedenis van de graffiti?
‘Die is begonnen in de Bronx, degene die als eerste begon was Taki. Langzamerhand verspreidde graffiti zich over de hele wereld.’

Hoeveel verschillende zelfstandig naamwoorden staan er in de tekst?




Slide 13 - Tekstslide

In het gedicht staan vier zelfstandige naamwoorden (de titel niet meegerekend)

  1. Bedenk leuke, grappige zelfstandige naamwoorden die op de plek van deze vier zelfstandige naamwoorden kunnen staan. Pas de tekst daarna aan. Je mag creatief zijn! Markeer deze woorden.
  2. Doe hetzelfde met de drie bijvoeglijke naamwoorden. Markeer deze woorden
  3. Vervang drie werkwoorden (er zijn er meer; je mag zelf kiezen welke je vervangt)
  4. Lees het gedicht over en kijk of je het zo wilt laten of sommige veranderingen nog wilt aanpassen. Geef je nieuwe, eigen, creatieve gedicht een passende titel.
  5.  Lees elkaars gedichten. Controleer of iedereen de gevraagde woorden heeft vervangen en toegevoegd. Bespreek samen welk gedicht jullie het leukst vinden.

Slide 14 - Tekstslide

Bladzijde 59 - Overzicht woordsoorten doorlezen
Opdracht 4 maken

Slide 15 - Tekstslide

GRAMMATICA ZINSDELEN: SAMENGESTELDE ZINNEN
Zinsdeelzinnen

Een bijzin is altijd een zinsdeel van de hoofdzin. En omdat dit een zin is, noemen we dit een zinsdeelzin.

1. Zoek de bijzin.
2. Vervang de bijzin door één woord (of woordgroep).
3. Ontleed de hoofdzin.
4. Het zinsdeel van het woord is ook de zinsdeelzin.

We kennen de volgende zinsdeelzinnen: 
Onderwerpszin (ow-zin) 
Lijdend voorwerpszin (lv-zin)
Naamwoordelijk deelzin (nw.deel-zin)
Meewerkend voorwerpszin (mv-zin)
Voorzetselvoorwerpszin (vv-zin)
Bijwoordelijke bijzin (bwb-zin)

Slide 16 - Tekstslide

Samengestelde zinnen
Elke zin bevat een persoonsvorm. 

Enkelvoudige zin: de zin bevat één persoonsvorm en één onderwerp. 
Samengestelde zin: een zin met twee of meer persoonsvormen. Let op: bij elke persoonsvorm hoort één onderwerp. 

Als je van twee losse zinnen één zin maakt, heb je een voegwoord nodig. 
Nevenschikkende voegwoorden: en, of, maar, dus  en want (hoofdzin - hoofdzin)
Onderschikkende voegwoorden: omdat, doordat, zodat, waardoor etc.  (hoofdzin - bijzin). 

Slide 17 - Tekstslide

SAMENGESTELDE ZINNEN

De woordvolgorde van een samengestelde zin hangt af van het voegwoord. Met een voegwoord zoals en, want  en maar staan de persoonsvormen en de onderwerpen naast elkaar.





Opa werkte. Oma deed het huishouden.
Opa werkte en oma deed het huishouden.

Iedereen viert feest. Het is bevrijdingsdag.
Iedereen viert feest, want het is bevrijdingsdag.

Slide 18 - Tekstslide

SAMENGESTELDE ZINNEN

In een samengestelde zin kunnen naast de persoonsvormen nog andere werkwoordsvormen staan.






Ik wil (hww = pv) graag op tijd komen (zww), 
maar ik heb (hww = pv) de bus gemist(zww).

Slide 19 - Tekstslide

Is onderstaande zin enkelvoudig of samengesteld?

Hij wist vorige week op tijd de ramp te voorkomen.
A
enkelvoudig
B
samengesteld

Slide 20 - Quizvraag

Is onderstaande zin enkelvoudig of samengesteld?

In de vakantie hebben we gebarbecued en we hebben gezwommen.
A
enkelvoudig
B
samengesteld

Slide 21 - Quizvraag

Is onderstaande zin enkelvoudig of samengesteld?

Wij hebben gisteren een nieuwe laptop gekocht, want de oude was kapot.
A
enkelvoudig
B
samengesteld

Slide 22 - Quizvraag

Noteer de persoonsvormen van onderstaande, samengestelde zin.

Hij heeft cadeaus gekocht terwijl hij het geld niet had, daarom heeft hij nu schulden.

Slide 23 - Open vraag

Uit welke 3 losse zinnen bestaat onderstaande zin?

Hij heeft cadeaus gekocht terwijl hij het geld niet had, daarom heeft hij nu schulden.

Slide 24 - Open vraag

Noteer de persoonsvormen uit onderstaande, samengestelde zin.

Ik vind het niet aardig dat je dat zegt, maar je hebt wel een beetje gelijk.

Slide 25 - Open vraag

Voorzetselvoorwerp

Slide 26 - Tekstslide

Verschil bwb en vzv

Hij wacht op zijn vriendin. ->voorzetselvoorwerp

Hij wacht op de stoep. -> bijwoordelijke bepaling




Bij een bijwoordelijke bepaling:

  • geeft het voorzetsel een precieze plaats of tijd aan
  • kun je het vaak vervangen door een ander voorzetsel



Slide 27 - Tekstslide

Soorten werkwoorden

Er zijn verschillende soorten werkwoorden:

1.  Zelfstandig werkwoord (zww)

    - Belangrijkste werkwoord in de zin

   -  Heb je maar één werkwoord? Dan is dit sowieso een zww.

   -  Heb je meerdere werkwoorden? Dan is vaak het laatste werkwoord van de zin het zww.

2.  Hulpwerkwoord (hww)

Heb je meer werkwoorden in de zin? Dan is er één werkwoord het zww en zijn alle andere werkwoorden  hww.

3. Koppelwerkwoord (kww)

Komt alleen voor in een naamwoordelijk gezegde.



Slide 28 - Tekstslide