Week 10, les 2, 1hv

Welkom bij 
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 21 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Welkom bij 

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we doen?
  • huiswerk bespreken
  • leerdoelen benoemen
  • theorie hoofdletters en leestekens, bijvoeglijk naamwoorden en 
        meervouden
  • opdrachten maken 

Slide 2 - Tekstslide

Na deze les
  • weet je hoe je leestekens  op de juiste manier moet gebruiken
  • weet je hoe je bijvoeglijk naamwoorden moet spellen
  • weet je hoe je meervouden moet spellen

Slide 3 - Tekstslide

Huiswerk
Huiswerk:
Cursus 7 Spelling
§ 1 Hoofdletters en leestekens

Opdracht 3 en 5 (blz 245)
§ 2 Bijvoeglijk naamwoord
Opdracht 1 en 2 (blz 246)

Slide 4 - Tekstslide

Hoofdletters 
  • Aan het begin van een zin, behalve wanneer de zin begint met een ​getal. Dan gebruik je geen hoofdletter.​
​- Wij gaan morgen op vakantie naar Noorwegen.​

- 5 kinderen willen graag voetballen.​​
  •   Bij namen:​
- Frankrijk, Kim, Noordzee, de Hema, Allstars, Sofie van der Wei, Van der Weil
  •  Als een zin begint met ‘t, ‘s of ‘n, dan wordt de tweede letter een ​ hoofdletter.​
‘s Nachts, ‘s Morgens, ‘s Winters, ‘s Middags.
  •   Bij woorden die van namen zijn afgeleid: ​
Engelse, Rotterdamse, Hollandse, Groningse.













Slide 5 - Tekstslide

Leestekens
  •   Aan het eind van de zin een punt(.).
We trainen vanavond niet.

  •   Aan het eind van een vraag een vraagteken(?).​
​Wat vind je van mijn nieuwe kleren?

  •   Wil je ergens extra nadruk op , gebruik aan het eind van de ​ zin een uitroepteken (!).​
Dat is geweldig!

  Plaats nooit een uitroepteken en vraagteken naast elkaar!





Slide 6 - Tekstslide

Leestekens
Een komma gebruik je onder meer:
- tussen twee persoonsvormen: Als je Eva ziet, doe haar dan de groeten.
- voor voegwoorden als als, doordat, maar, nadat, omdat, terwijl, want, zodat, zodra:
In de winter staat de oldtimer binnen, zodat hij niet gaat roesten.

Zet in het algemeen geen komma voor en en of.

Slide 7 - Tekstslide

§ 2 Bijvoeglijk naamwoord
 lange vorm van een bijvoeglijk naamwoord
  • Zet een e achter het woord:
– mooi → mooie; flink → flinke.
  • Verdubbel de laatste letter en zet een e achter het woord:
– smal → smalle; knap → knappe.
  • Haal een a, e, o of u weg en zet een e achter het woord:
– groot → grote; puur → pure.
  • Verander een f in een v of een s in een zen zet een e achter het woord:
– lief → lieve; wijs → wijze.
  • officieel → officiële , commercieel → commerciële.

Slide 8 - Tekstslide

MEERVOUDEN

Veel zelfstandige naamwoorden hebben meervoud op -en


lamp - lampen

mes - messen

weg - wegen

kaas - kazen

Slide 9 - Tekstslide

1. MEERVOUD op -en
Vaak hoef je alleen maar -en achter het woord te zetten

lamp + en = lampen

boer + en = boeren

dans + en = dansen

lot + en = loten

Slide 10 - Tekstslide

2. MEERVOUD op -en

Soms moet je tegelijk de laatste letter verdubbelen,

want je hoort een korte klank

klas + s + en = klassen

bak + k + en = bakken

bed + d + en = bedden

Slide 11 - Tekstslide

3. MEERVOUD op -en

Soms moet je tegelijk een a, e, o of u weghalen,

want je hoort een lange klank

schaar - a + en = scharen

been - e + en = benen

sloot - o + en = sloten

Slide 12 - Tekstslide

4. MEERVOUD op -en

Soms moet je tegelijk een -f veranderen in een -v

raaf + f/v + en = raven

brief + f/v + en = brieven

golf + f/v + en = golven

Slide 13 - Tekstslide

5. MEERVOUD op -en

Soms moet je tegelijk een -s veranderen in een -z

baas + s/z + en = bazen

huis + s/z + en = huizen

mees + s/z + en = mezen

Slide 14 - Tekstslide

6. MEERVOUD op -ën

Bij woorden die eindigen op -ee of -ie maak je langer met -ën of met -"n (let op de plaats van de klemtoon)

fee = feeën

knie = knieën

bacterie = bacteriën

porie = poriën

Slide 15 - Tekstslide

Meervouden op -s
Veel zelfstandige naamwoorden hebben een meervoud op -en, 
maar er zijn ook zelfstandige naamwoorden met een meervoud op -s.

Zo maak je een meervoud op -s:
  • Je schrijft een -s achter het enkelvoud:
     bezem --> bezems / café --> cafés / decoratie --> decoraties
  • Je schrijft -'s  (apostrof +s) achter het enkelvoud:
    - bij woorden op a, i, o, u of y: pyjama --> pyjama's / kiwi --> kiwi's/ jojo --> jojo's
    - bij afkortingen: pc's, havo's, tv's, WK's

! Let op: bij woorden die eindigen op twee of drie klinkers die samen één klank vormen, schrijf je in het meervoud de -s aan het woord vast: milieu --> milieus  etui --> etuis
Maar: cavia --> cavia's / radio --> radio's want hier klinken de klinkers niet samen: ca-vi-a / ra-di-o

Slide 16 - Tekstslide

Samen aan  de slag
§ 3 Meervouden
Opdracht 1 (blz 249)



Slide 17 - Tekstslide

Aan de slag
§ 2 Bijvoeglijk naamwoord
Opdracht 5 en 6 (schrijf bij 6 de hele zin in je schrift, blz 247)

§ 3 Meervouden
Opdracht 2,3 ,4 en 5 (blz (249)

Slide 18 - Tekstslide

Vragen?
Zijn er nog vragen over deze les?

Slide 19 - Tekstslide

Je weet nu
  • hoe je leestekens op de juiste manier moet gebruiken
  • hoe je bijvoeglijk naamwoorden moet spellen
  • hoe je meervouden moet spellen

Slide 20 - Tekstslide

Einde les
§ 2 Bijvoeglijk naamwoord
Opdracht 5 en 6 (schrijf bij 6 de hele zin in je schrift, blz 247)

§ 3 Meervouden
Opdracht 2,3 en 4 (blz 249)

Slide 21 - Tekstslide