bs 2 organen, weefsels en cellen

Vandaag
-Huiswerkcheck
-terugblik
-uitleg bs 2
- samen inoefenen
- zelfstandig werken
1 / 43
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 43 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

Vandaag
-Huiswerkcheck
-terugblik
-uitleg bs 2
- samen inoefenen
- zelfstandig werken

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zet de organisatieniveau's van groot naar klein. 
groot
klein
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
ecosysteem
levensgemeenschap
organisme
orgaan
populatie
orgaanstelsel
biosfeer
organel
cel
weefsel

Slide 2 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Thema 1: Inleiding in de biologie
Basisstof 2: Organen, weefsels en cellen

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen
Aan het eind van deze les kan ik...
  • Orgaanstelsels, organen, weefsels en cellen bij een mens herkennen en hun kenmerken en functies beschrijven.
  • Beschrijven dat groepen cellen in een weefsel, orgaan of orgaanstelsel een gezamenlijke functie uitoefenen
  • Bij (delen van) organismen het verband aangeven tussen vorm en functie

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Begrippen
orgaanstelsels
weefsel
dekweefsel
zwenuwweefsel
spierweefsel
tussencelstof

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

cellen

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

spiercellen

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

botcellen

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

immuuncellen

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Weefsels
cellen met dezelfde vorm en functie zijn georganiseerd in weefsels.

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

dekweefsel
-bekleedt inwendige en uitwendige lichaamsoppervlakken
pak je binas tabel 80B

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke orgaanstelsels ken je?

Slide 13 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

longen
dikke darm
dunne darm
hersenen
hart
nieren
lever
milt
luchtpijp
maag

Slide 14 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Orgaanstelsels, organen, weefsels
  • Een orgaanstelsel is...
  • Een groep organismen die samen aan een bepaalde taak werken 
  • Een weefsel is...
  • Een groep cellen bij elkaar met dezelfde vorm en functie
  • Bijvoorbeeld dekweefsel, zenuwweefsel, spierweefsel

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Orgaanstelsels, organen, weefsels

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke andere typen
weefsels ken je?

Slide 17 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Tussencelstof
Sommige weefsels hebben tussencelstof.
  • Het soort tussencelstof  is afhankelijk van de functie van het weefsel
  • Kraakbeen heeft veel collageenvezels en is dus erg flexibel
  • Been heeft veel kalkzouten en is dus erg stevig

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vorm en functie
  • Vaak is er een zichtbaar verband tussen vorm van cellen, weefsels, organen en hun functie.
  • Dieren in het water, onder de grond of in de lucht zijn gestroomlijnd zodat ze minder weerstand hebben 
  • Zo werkt dat ook bij organen en cellen.

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

opdracht 20
Pak je boek op blz 21, we maken 
samen opdracht 20

Welke verschillen zie je? 
probeer vorm en functie met 
elkaar te verbinden.


Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Samen inoefenen/huiswerk
We maken samen opdracht 14

Zelfstandig werken: opdracht 13 t/m 20
compact: 13,15,16,17
Dit is ook het huiswerk
Klaar kijk na met een nakijkboekje
Pak je leesboek of ga rustig iets voor jezelf doen

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Microscoop
Antoni van Leeuwenhoek
  • 30x vergroten
  • kon als eerste cellen waarnemen
  • later een microscoop met 480x 

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Benoem de onderdelen. 
cytoplasma
kernplasma
kernmembraan
celmembraan

Slide 23 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Benoem de onderdelen. 
cytoplasma
kern
kernmembraan
celmembraan
celwand
intercellulaire ruimte
vacuole

plastide (bladgroenkorrels)
vacuolemembraan

Slide 24 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

lamp
revolver
preparaatklem
tubus
tafel
diafragma
statief
grote schroef
kleine schroef
oculair
objectief

Slide 25 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

wat te zien met de microscoop?

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aan het werk!
Lees BS3 en 
maak de opdrachten  19-24
daarna bespreken.


klaar?? Lees BS4
timer
15:00

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

TH1-BS1 begrippen:
organismen
stofwisseling
soort
levenscyclus
levensloop
molecuul
DNA
organel
cel
weefsel
orgaan
organisme
populatie
ecosysteem
biosfeer
systeem aarde

Slide 33 - Tekstslide

Organismen
Levende wezens zoals planten, dieren, schimmels en bacteriën
Stofwisseling
Alle chemische (scheikundige) reacties in een organisme
Soort
Organismen die zich onderling kunnen voortplanten en daarbij vruchtbare nakomelingen voortbrengen
Levenscyclus
Alle individuen van een soort doorlopen tijdens hun levensloop dezelfde fasen of stadia (ei, rups (larve), pop, volwassen dier)
DNA
Molecuul dat de erfelijke informatie van een organisme bevat
Cel
Een grotere biologische eenheid en een hoger organisatieniveau dan een molecuul; alle organismen bestaan uit een of meer cellen
Organellen
Onderdelen van een cel met een bepaalde functie
Weefsel
Een groep cellen met dezelfde vorm en functie
Orgaan
Deel van een organisme met een specifieke bouw en functie
Orgaanstelsel
Aantal organen dat samen een bepaalde functie uitoefent
Populatie
Groep individuen van dezelfde soort die in een bepaald gebied leeft en zich onderling voortplant
Levensgemeenschap
Alle verschillende populaties die in een gebied samenleven
Ecosysteem
Min of meer begrensd gebied met bepaalde eigenschappen. Zowel de levende als de niet-levende natuur in dat gebied maakt deel uit van het ecosysteem
Systeem aarde
Geheel aan ecosystemen op aarde, ook biosfeer genoemd
Emergente eigenschap
Als er op een hoger organisatieniveau een nieuwe eigenschap ontstaat die er op het lagere organisatieniveau niet is

Basisstof 1: Biologie is overal
  • Biologie is de leer van het leven (een natuurwetenschap)
  • Bij biologie bestudeer je organismen

Slide 34 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wanneer is een organisme levend?

Slide 35 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wanneer is een organisme dood?

Slide 36 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wanneer is iets levenloos?

Slide 37 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Levensloop en levenscyclus
  • Een individu heeft een levensloop.
  • Deze begint met het leven en eindigt met de dood
  • Een soort heeft een levenscyclus.
  • Deze stopt pas als de soort uitsterft

Slide 38 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wanneer behoren 2 individuen tot dezelfde soort?
A
Als ze nakomelingen kunnen krijgen
B
Als ze vruchtbare nakomelingen kunnen krijgen
C
Als ze heel erg op elkaar lijken
D
Als ze evenveel chromosomen hebben

Slide 39 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Organisatieniveaus
Molecuul (bouwsteen van stoffen)
Cel (bouwsteen van organisme)
Weefsel (cellen met dezelfde vorm en functie)
Orgaan (deel van organisme met specifieke functie)
Orgaanstelsel (organen die samenwerken aan één taak)
Organisme (levend wezen)
Populatie (groep individuen van dezelfde soort)
Levensgemeenschap (verschillende populaties in een bepaald gebied)
Ecosysteem (levensgemeenschap met alle levenloze natuur in een gebied)
Biosfeer (alle ecosystemen op aarde)

Slide 40 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 41 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 42 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Emergente eigenschappen
  • Een emergente eigenschap is een eigenschap die wel op een hoger organisatieniveau werkt, maar niet op een lager organisatieniveau.
  • Bijvoorbeeld fietsen

Slide 43 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies