Zelfstandig oefenen H1 (schoolexamen)

Zelfstandig oefenen H1 (schoolexamen)
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 5 videos.

Onderdelen in deze les

Zelfstandig oefenen H1 (schoolexamen)

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Video

Wat is marketing?
A
Alles wat een bedrijf onderneemt om (meer) te verkopen.
B
Instrumenten die je gebruikt op de verkoopmarkt.
C
Een methode om de winst te vergroten.
D
Een engels woord voor winkel.

Slide 3 - Quizvraag

Wat hoort niet bij de 6 P's?
A
Prijsbeleid Productbeleid
B
Promotiebeleid Plaatsbeleid
C
Prestatiebeleid Parkeerbeleid
D
Personeelsbeleid Presentatiebeleid

Slide 4 - Quizvraag

Slide 5 - Video

Slide 6 - Video

Wat is koopkracht?
A
De algemene prijsstijging
B
De hoeveelheid producten en diensten die je kunt kopen met je inkomen
C
Rente op je spaarrekening
D
Ander woord voor welvaart

Slide 7 - Quizvraag

Wat betekent het als het reëel inkomen met 2% stijgt?

Slide 8 - Open vraag

Wat is het verschil tussen nominaal en reëel inkomen?

Slide 9 - Open vraag

Het loon is in 2019 met 2,0% gestegen ten opzichte van 2018. De inflatie is 1,2% in 2019. Wat is er met mijn nominale loon gebeurd en wat is er met mijn reële loon gebeurd?

Slide 10 - Open vraag

Slide 11 - Video

Het CPI is een
A
gewogen indexcijfer
B
ongewogen indexcijfer
C
gewogen, samengesteld indexcijfer
D
ongewogen, samengesteld indexcijfer

Slide 12 - Quizvraag

Bereken het CPI

Slide 13 - Open vraag

99,9 * 15 = 1.498,5
102,9 * 48 = 4.939,2
100,3 * 3 =300,9
103 * 14 = 1.442
100,4 * 20 = 2.008
_______________________________ +
                      10.188,6
wegingsfactoren opgeteld = 100
10.188,6 : 100 =101,9
Het CPI is 101,9   (dit betekent dat gemiddeld genomen er een inflatie is van 1,9%)

Slide 14 - Tekstslide

Wat is het indexcijfer van het basisjaar?

Slide 15 - Open vraag

Waarom heeft niet elke productgroep dezelfde wegingsfactor?

Slide 16 - Open vraag

Patatprijs
2016 - €3,10 - indexcijfer 102
2018 - €? - indexcijfer 95
Reken het vraagteken uit

Slide 17 - Open vraag

Van indexcijfer naar getal​
Het indexcijfer van 2013 is 100 en het inkomen wat daar bij hoort is €632,-​
Het indexcijfer van 2014 is 118.
Bereken het inkomen van 2014.

Slide 18 - Open vraag

Slide 19 - Video

Geef aan wat punt 1 weergeeft in de Lorenzcurve.

De armste .....% van de mensen verdienen
samen .....% van het inkomen.

Slide 20 - Open vraag

Er wonen 5 miljoen mensen in dit land.
Samen verdienen zij 150 miljard.
Bereken het gemiddelde inkomen
per persoon voor de armste 40% van de bevolking

Slide 21 - Open vraag

Maak van onderstaande zin een economisch juiste tekst door het juiste woord te kiezen.
Kies uit de woorden die tussen haakjes staan.
Als de inkomensverschillen kleiner worden, verandert Lorenzcurve b in ...... (Lorenzcurve a / Lorenzcurve c ).

Slide 22 - Open vraag