taalquiz voor havo 1 en 2

Taalquiz
1 / 41
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo t, havo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 41 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 5 videos.

Onderdelen in deze les

Taalquiz

Slide 1 - Tekstslide

Wat is het verschil tussen een vreemde taal en een tweede taal?
A
De tweede taal is een moedertaal, de vreemde taal niet.
B
Er is geen verschil.
C
Je spreekt van een tweede taal wanneer je een vreemde taal bijna net zo goed beheerst als je moedertaal.
D
Een tweede taal is de eerste vreemde taal die je leert.

Slide 2 - Quizvraag

De Nederlandse scholier behoort tot de wereldtop.

Nederlandse...is een....
A
lw
B
bn
C
zn

Slide 3 - Quizvraag

Wat is het onderwerp van deze zin?

Joost heeft hem geroepen!
A
Joost
B
hem

Slide 4 - Quizvraag

WAT IS JUIST GESCHREVEN?
timer
0:10
A
-HUIS-AAN-HUIS-BLAD
B
HALF-OM-HALFGEHAKT
C
JAMES-BOND-FILM

Slide 5 - Quizvraag


Kies de juiste spelling.

Het is de tweede keer, dat dit [gebeuren].


A
gebeurt
B
gebeurd

Slide 6 - Quizvraag

Wat is de juiste spelling?

A
Houd hij van me?
B
Houdt hij van me?

Slide 7 - Quizvraag

Welke spelling is juist?

A
oud-Hollandse spelletjes  
B
oudhollandse spelletjes

Slide 8 - Quizvraag

Wat is het meervoud van melodie?
A
Melodieën
B
Melodiën

Slide 9 - Quizvraag


     Is 'onmiddelijk' goed of fout gespeld? 
A
goed
B
fout

Slide 10 - Quizvraag

Woordenschat:
Wat betekent amicaal?
A
overdreven
B
vriendschappelijk
C
vijandig
D
verliefd

Slide 11 - Quizvraag

WAT IS JUIST GESCHREVEN?
A
Louis Vuitton-tas
B
Louis Vuitton tas
C
Louis -Vuittontas

Slide 12 - Quizvraag

Wat is de persoonsvorm in de zin?

"Morgen ben ik eindelijk jarig"
A
morgen
B
ben
C
jarig
D
eindelijk

Slide 13 - Quizvraag

Wat hoort op de ..... ?

"ik ........ deze taalquiz heel leuk"
A
vinden
B
vind
C
vindt
D
vonden

Slide 14 - Quizvraag

inleiding....
Een van de Muppetpersonages uit Sesamstraat is Graaf Tel. Deze vampier met een Duits accent lijdt aan aritmomanie: de obsessieve neiging om alles te tellen wat op je weg komt.


Slide 15 - Tekstslide

Zoveel 'manies' Maar: wat is kleptomanie?
A
ziekelijke drang om te liegen
B
ziekelijke drang om te stelen
C
drang om te lachen
D
Ha, ha! dat bestaat niet..

Slide 16 - Quizvraag

Slide 17 - Video

Wat is een voorbeeld van een synoniem?
A
Zwart en wit
B
frisdrank en cola
C
bevolking en populatie
D
dom en slot

Slide 18 - Quizvraag

Slide 19 - Tekstslide

grammatica

Welke zin is helemaal goed?
A
Ik heb heel hard geniesd.
B
Ik ben gisteren verhuist.
C
Ik heb een verhaal vertelt.
D
Ik heb ziek geweest.

Slide 20 - Quizvraag

Omdat niezen en niesen beide goed zijn, zijn er in de verleden tijd twee vervoegingen goed (denk aan 't ex-fokschip):


Niezen - niesde - geniesd is juist omdat hier in het hele werkwoord een z staat; in de vervoegingen van de verleden tijd hoort daarom een d te staan: niesde - geniesd. De stam van niezen is niez.
Niesen - nieste - geniest is juist omdat er nu in het hele werkwoord een s staat (de stam is nies). Volgens de vervoegingsregels komt er dan een t in de verleden tijd: nieste - geniest.

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Video

Wie de schoen past.....
A
loopt niet naast zijn schoenen
B
zal niet op de blaren lopen
C
(die) trekke hem aan
D
is koopman

Slide 23 - Quizvraag

wie de schoen past trekke hem aan=wie schuldig is mag zich aangesproken voelen.

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Video

Wat gaat hij zeggen?
A
(je bent een) mierenneuker
B
Ik heb een klepel horen tikken

Slide 26 - Quizvraag

Mierenneuker: pietluttig persoon; haarklover; vitter; perfectionist; pietje-precies. Vgl. ook puntenneuker.




Wel bekend is het spreekwoord "Hij heeft de klok horen luiden, maar hij weet niet waar de klepel hangt" = dat iemand ergens wel over heeft gehoord, maar niet precies weet hoe het zit.

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Video

Rutte gebruikt hier.......
A
een drogreden
B
een onjuist feit

Slide 29 - Quizvraag

Een drogreden is een redenering die op het eerste gezicht correct lijkt, maar het niet is. Een drogreden wordt ook wel een schijnreden of fout in de argumentatie genoemd. 


Voorbeelden van drogredenen

Overhaaste generalisatie: Mijn oma rookte een pakje sigaretten per dag en ze is 102 geworden, dus roken is niet ongezond!

Cirkelredenering: Ik vind Dorian erg aardig, omdat ik haar graag mag.

Persoonlijke aanval: Jouw ideeën voor duurzaamheid zijn waardeloos, want jij leeft zelf ook niet groen.

Slide 30 - Tekstslide

werkwoordspelling
(beantwoorden)...je die vraag wel goed?
A
Beantwoort
B
beantwoor
C
beantwoord
D
beantwoordt

Slide 31 - Quizvraag

meervoud
wat is fout?
A
programma's
B
televisie's
C
winkels
D
mango's

Slide 32 - Quizvraag

werkwoordspelling
(worden) ... je vader boos als je een onvoldoende haalt?
A
word
B
wordt

Slide 33 - Quizvraag

meervoud
wat is fout?
A
cadeaus
B
douches
C
theoriën
D
sauzen

Slide 34 - Quizvraag

Wat is goed?Kunnen er meerdere zijn...
A
dvd'tje
B
80-jarige
C
donkerblauwe en groene broeken
D
niet-roker

Slide 35 - Quizvraag

Welke verbanden en signaalwoorden horen bij elkaar? 
timer
1:00
maar, daarentegen
Bijvoorbeeld, neem nou
Ten eerste, als laatste, ABC
Eerst, vervolgens, daarna
Doordat, waardoor
Tijdsvolgorde
Oorzaak- gevolg
Opsomming
Tegenstelling
Voorbeeld

Slide 36 - Sleepvraag

Slide 37 - Video

Hier is sprake van.....
A
een drogreden
B
een onjuist feit
C
een spreekwoord
D
kleptomanie

Slide 38 - Quizvraag

Meerdere winnaars? 
Dan bepaalt het antwoord op de volgende vraag de winnaar:
Hoeveel wielrenners hebben de Tour de France van 2024 uitgereden? (1)
(Nog geen winnaar? Hoeveel uitvallers waren er? (2))

Slide 39 - Tekstslide

141 wielrenners reden de Tour uit
35 vielen er af

Slide 40 - Tekstslide

Goed weekend!

Slide 41 - Tekstslide