7.2 Energie

7.2 Energie
1 / 43
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 2

In deze les zitten 43 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 80 min

Onderdelen in deze les

7.2 Energie

Slide 1 - Tekstslide

Wat weet je nog van de vorige les?

Slide 2 - Open vraag

groepen voedingsstoffen
voedingsstoffen
Zoek bij elkaar
energierijke stoffen
bouwstoffen
beschermende stoffen
koolhydraten
vetten
eiwitten, vetten
mineralen, water


vitaminen
mineralen

Slide 3 - Sleepvraag

Waar zijn voedingsvezels belangrijk voor?
A
voor de smaak
B
voor het kauwen
C
voor de darmen
D
voor het slikken

Slide 4 - Quizvraag

Wat hoort bij wat? 
Voedings middel
Eiwitten
Suikers & zetmeel
Vitamines

Slide 5 - Sleepvraag

Zet de voedingsmiddelen op de juiste voedingsstoffen.
brandstoffen
koolhydraten en vetten
bouwstoffen
eiwitten en water
beschermstoffen
vitaminen en mineralen

Slide 6 - Sleepvraag

Waar zorgen de voedingsstoffen voor?
Energierijke stoffen
Bouwstoffen
Beschermstoffen
Energie
Groeien
Beschermen tegen ziektes

Slide 7 - Sleepvraag

Leerdoelen 7.2  
- Je kunt uitleggen hoe je aan energie komt.
- Je kunt uitleggen hoeveel ernergie je nodig hebt en waar dat van afhangt.
- Je kunt uitleggen waarom je matig moet zijn met suiker en vet.

Slide 8 - Tekstslide

Hoe kom je aan energie?
Je gebruikt energie om:
warm te blijven, te bewegen, na te denken, je eten te verteren

Deze energie haal je uit je eten en drinken.
Hierin zitten energierijke stoffen.
Energierijke stoffen:
  1. koolhydraten = verzamelnaam voor zetmeel en suikers (glucose en gewone tafelsuiker)
  2. vetten

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Video

Wie heeft meer kilocalorieën per dag nodig?

Slide 11 - Tekstslide

Hoeveel energie heb je nodig?

Dat hangt af van je:

-  leeftijd.

-  hoeveel je beweegt.

-  geslacht.

Slide 12 - Tekstslide

Hoeveel energie heb je nodig?
70 gram vet per dag
250 gram koolhydraten

Slide 13 - Tekstslide

Hoeveel energie heb je nodig?
Energie wordt aangegeven met joules.
Verpakking: kilojoules (Kj) = 1000 joules
Energie ook vaak aangegeven in calorieën
1 kilocalorie (1 kcal) 1 kcal= 1000 calorieën.



Je kunt kilojoules en kilocalorieën 
in elkaar omrekenen

Slide 14 - Tekstslide

Calorieën
Bekijk het filmpje over calorieën in de volgende dia.

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Link

BMI
het BMI (body mass index) kan je gebruiken om te bepalen of je ondergewicht hebt of overgewicht. 

BMI=(gewicht in kg)/(lengte in meter)^2

Slide 17 - Tekstslide

BMI: wat betekent het?
Berekenen met formule
of
Aflezen in de tabel

  • <20: ondergewicht
  • 20-25: gezond gewicht
  • 25-30: overgewicht
  • >30: obesitas

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Video

Slide 20 - Link

Overgewicht en ondergewicht

Als je te veel eet en te weinig beweegt kun je overgewicht krijgen.
Als je te veel beweegt en te weinig eet kun je ondergewicht krijgen.

Slide 21 - Tekstslide

Overgewicht (BMI veel te hoog)
-  meer kans op hart- en vaatziekten


-  meer kans op suikerziekte
 
-  slecht voor je gewrichten
 door overbelasting

Slide 22 - Tekstslide

ondergewicht
ondergewicht betekent dat je te weinig weegt.  
Gevaar bij ondergewicht is, dat bepaalde lichaamsfuncties uitvallen en het lichaam eigen eiwitten (van organen) gaat gebruiken om aan energie te komen

Slide 23 - Tekstslide

Waarom matig met suiker en vet?


Je hebt ongeveer 250 gram koolhydraten (suikers & zetmeel) per dag nodig:
Wanneer heb je meer nodig?

Niet alle koolhydraten zijn gezond, bijvoorbeeld suikers.
Suikers kunnen zorgen voor tandbederf/ cariës (=gaatjes in je tanden en kiezen)

Slide 24 - Tekstslide

Waarom matig met vet?
Je hebt ongeveer 70 gram vet per dag nodig.
Krijg je meer energierijke stoffen binnen 
dan je lichaam nodig heeft dan slaat je lichaam 
dit op als vet en word je dik.
Overgewicht is ongezond

Slide 25 - Tekstslide

Hartziekten
Vernauwing bloedvaten- hoge bloeddruk
Vernauwing van bloedvaten in kransslagader: gevaar hartinfarct

Hartinfarct= door een vernauwing in de kransslagader komt er te weinig bloed met zuurstof en voedingstoffen bij het hart, hierdoor sterft een stukje van de hartspier af.



Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Video

Opdrachten
Hier in de les maken: 1 t/m 6 (van 7.2)
Huiswerk voor volgende week: maken 1 t/m 12 (van 7.2)

Slide 28 - Tekstslide

Staan of zitten?
Je krijgt wat stellingen over de les van vandaag.

Als jij denkt dat de stelling JUIST is, blijf je ZITTEN en STEEK JE JE HAND OMHOOG
Als jij denkt dat de stelling ONJUIST is, ga je STAAN

Als je het fout hebt, blijf je zitten en doe je niet meer mee

WIE BLIJFT ER HET LANGST STAAN????

Slide 29 - Tekstslide

De hoeveelheid energie die je nodig hebt wordt bepaald door:
- leeftijd
- geslacht
- eetgewoontes

Slide 30 - Tekstslide

ONJUIST!!!
dus je had moeten staan....

Slide 31 - Tekstslide

Een man die zwaar werk doet, heeft meer energie nodig dan een puber in de groei

Slide 32 - Tekstslide

JUIST!!!
dus je had moeten zitten met je hand omhoog....

Slide 33 - Tekstslide

Een zwangere vrouw heeft meer energie nodig dan een vrouw die borstvoeding geeft

Slide 34 - Tekstslide

ONJUIST!!!
dus je had moeten staan....

Slide 35 - Tekstslide

1 Kj = 4,2 Kcal

Slide 36 - Tekstslide

ONJUIST!!!
dus je had moeten staan....

Slide 37 - Tekstslide

Je BMI berekenen is een manier om erachter te komen of je over- of ondergewicht hebt

Slide 38 - Tekstslide

JUIST!!!
dus je had moeten zitten met je hand omhoog....

Slide 39 - Tekstslide

Je hebt ongeveer 100 gram vet per dag nodig

Slide 40 - Tekstslide

ONJUIST!!!
dus je had moeten staan....

Slide 41 - Tekstslide

Wie het dichtst bij zit: Hoeveel kilogram suiker eet een gemiddelde Nederlander per jaar?

Slide 42 - Tekstslide

86 kilogram!!

Slide 43 - Tekstslide