1.1 Soorten krachten

Hoofdstuk 1: Krachten
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
NatuurkundeMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Hoofdstuk 1: Krachten

Slide 1 - Tekstslide

Wat is een kracht?

Slide 2 - Woordweb

Paragraaf 1.1 Krachten om je heen
Krachten kun je niet zien. Wat je vaak wel kunt zien is wat de kracht doet:
  • Een voorwerp kan van vorm veranderen
  • Een voorwerp kan van beweging veranderen
              - Een bal kan gaan rollen 
              - Een auto stopt met bewegen of gaat juist harder
  • Soms zie je echter niets.....
              - Bv als je tegen iets aanduwt. Of ergens aan hangt.
  •            

Slide 3 - Tekstslide

Paragraaf 1.1 Krachten om je heen
Krachten geven we weer met de letter F (Force), en heeft als eenheid N (Newton).

We kennen veel soorten krachten:
Veerkracht (Fv)               Spankracht (Fs
Spierkracht (Fsp)           Magnetische kracht (Fmag
Zwaartekracht (Fz)

Slide 4 - Tekstslide

Wat is 'zwaartekracht'?

Slide 5 - Open vraag

Paragraaf 1.1 Krachten om je heen
Zwaartekracht is overal waar massa is. Toch is de zwaartekracht overal anders, zelfs op aarde verschilt het op de plek waar je bent.

Officieel is de zwaartekracht in Nederland 9,81 N per kilogram. Maar om er makkelijk mee te rekenen ronden we dat af naar 9,8 N/kg.

Dat wil zeggen: Op elke Kilogram, werkt een zwaartekracht van ongeveer 10 N 

Slide 6 - Tekstslide

Paragraaf 1.1 Krachten om je heen
Dit is ook met een formule te berekenen:

                                                  𝐹𝑧=𝑚 ∙𝑔

𝑔=𝑔𝑟𝑎𝑓𝑖𝑡𝑎𝑡𝑖𝑒𝑐𝑜𝑛𝑠𝑡𝑎𝑛𝑡𝑒 9,8 𝑁⁄𝑘𝑔

Dus wil je de zwaartekracht uitrekenen: De massa (in kg) maal de grafitatieconstante (9,8 N/kg) is de zwaartekracht

Slide 7 - Tekstslide

Paragraaf 1.1 Krachten om je heen
Krachten kunnen we dus niet zien, maar wel zichbaar maken. Dat doen we door ze te tekenen. Krachten geven we dan weer met behulp van een pijl, een vector. 

Slide 8 - Tekstslide

Paragraaf 1.1 Krachten om je heen
Die vectoren hebben 3 eigenschappen:
  • Een lengte (de grootte van de kracht)
  • Een richting (de richting waarheen de kracht gaat)
  • een beginpunt (waar de kracht begint met werken)

Slide 9 - Tekstslide

Paragraaf 1.1 Krachten om je heen
Om die krachten te tekenen moeten we ook weten wat de krachtenschaal is. Is een vector van 5 cm altijd een grotere kracht dan een vector van 3 cm?

De krachtenschaal verteld met hoeveel kracht 1 cm overeen komt. bv. 1 cm ≙ 5 N  of 1 cm ≙ 100 N

Slide 10 - Tekstslide

Teken een 3 blokjes en teken een kracht van 40 N die omlaag gaat. krachtenschaal 1 cm ≙ 10N/20N/40N

Slide 11 - Open vraag

Paragraaf 1.1 Krachten om je heen
De zwaartekracht werkt op elk deel van een voorwerp, maar het is onmogelijk om al die vectoren te tekenen, dus we doen net of het in 1 plek werkt, het Zwaartepunt.

Slide 12 - Tekstslide

Welke vervorming is tijdelijk?
plastische of elastische
A
plastische vervorming
B
elastische vervorming
C
beide zijn tijdelijke
D
beide zijn blijvend

Slide 13 - Quizvraag

Kan je krachten zien?
A
Ja
B
Nee

Slide 14 - Quizvraag


Met welke soort vervorming
hebben we te maken
in de afbeelding?
A
Plastische vervorming
B
Brosse vervorming
C
Mechanische vervorming
D
Elastische vervorming

Slide 15 - Quizvraag

Wat voor soort
vervorming is
hier te zien
A
Elastische vervorming
B
Plastische vervorming

Slide 16 - Quizvraag

Beyza zakt weg in pas gevallen sneeuw.
Er is dan sprake van:

A
elastische vervorming van de sneeuw
B
plastische vervorming van de sneeuw.
C
geen merkbare vervorming van de sneeuw.

Slide 17 - Quizvraag

In welk van onderstaande voorbeelden is er sprake van plastische vervorming?
A
Een fietsband wordt flink ingedrukt als Wietske op haar fiets gaat zitten
B
Een polsstok buigt flink door tijdens een sprong van een atleet
C
Jara verbuigt een paperclip om daarmee haar iPad te resetten.
D
Een boom buigt ver mee met een hevige windvlaag

Slide 18 - Quizvraag

Is er maar één soort kracht?
A
Ja, alle krachten zijn hetzelfde.
B
Nee, er zijn meer soorten krachten.
C
Nee, dat hangt van de plaats af.
D
Ja, dat is de spierkracht.

Slide 19 - Quizvraag

Wat is bij het TEKENEN van krachten het allerbelangrijkst?
A
Grootte
B
Richting
C
Aangrijpingspunt
D
Allemaal even belangrijk.

Slide 20 - Quizvraag

het zwaartepunt van een voorwerp zit altijd in het midden
A
waar
B
niet waar

Slide 21 - Quizvraag

waar ligt het zwaartepunt?
A
A
B
B
C
C
D
D

Slide 22 - Quizvraag

Een voorwerp is stabiel wanneer het zwaartepunt zich boven het steunvlak bevindt.
A
waar
B
niet waar

Slide 23 - Quizvraag