Beantwoord de volgende vragen (in je hoofd):
1. Welke taal spreek je met je ouders?
2. Bedenk hoe je tegen je ouders zegt dat je een boekopdracht voor Nederlands moet inleveren.
- 3. Heb je bij vraag 2 alles vertaald naar je moederstaal of staan er nog Nederlandse woorden tussen?
- Meng je verschillende talen tijdens het spreken, dan heet dat codeswitchen. Tijdens het codeswitchen pas jij je taal aan de situatie of aan je gesprekspartner aan.