1. 10 apr: H6A + (gramm)

Op tafel:
  • laptop
  • map
  • pen
  • Handboek
  • Oefenboek
Welkom havo 3
timer
10:00
  • Jas uit en over je stoel. 
  • Tas van tafel.
  • Oortjes en telefoon in je tas. 
Starten met 10 minuten NUMO

Inlog vergeten?
gebruikersnaam: leerlingnummer: 123456
wachtwoord: j123456
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 19 slides, met tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 1 min

Onderdelen in deze les

Op tafel:
  • laptop
  • map
  • pen
  • Handboek
  • Oefenboek
Welkom havo 3
timer
10:00
  • Jas uit en over je stoel. 
  • Tas van tafel.
  • Oortjes en telefoon in je tas. 
Starten met 10 minuten NUMO

Inlog vergeten?
gebruikersnaam: leerlingnummer: 123456
wachtwoord: j123456

Slide 1 - Tekstslide

Klap je laptop dicht. Je hebt 'm (heel lang) niet meer nodig. 

Slide 2 - Tekstslide

Vandaag donderdag 10 april: 
  • Numo: al gedaan
  • Planning periode 3
  • H6 > A: Wat je zegt, ben je zelf
  • Eventueel: grammatica oefenen

Slide 3 - Tekstslide

Periode 2 
Oefenboek
Handboek 
Hst 3 Perspectief
A, B, D, F* (CE)
Taal en Cultuur - hst 13
Taalgebruik- hst 23, (24)
Verhalen - hst 9
Hst 6 Taal en identiteit
A, B, E, F*, (CD)
Taal & Cultuur - hst 16
Taalgebruik- hst 1-6 + 8-10, (27)
Verhalen en gedichten -  hst 10
Tekstvorm recencie
Taalgebruik - hst 1-6 + 8-10, 13
Verhalen en gedichten - hst 3, 4, 8, 9, 10
Grammatica
C: Hoofdzin en bijzin 
-
Grammatica
hst 11
hst 13-16
Planning periode 3
F*: zelfstudie
En NUMO!

Slide 4 - Tekstslide

Numo >> grammatica
10 lesweken, 45 min per lesweek 
7,5 uur: met 50% vooruitgang!

  • Eerst met regulier programma > grammatica
  • Dan met 'taak Grammatica - taalkundig ontleden'

Slide 5 - Tekstslide

Recensie- en leesplanning
20 mei
leesboek uit
26 mei 
recensie oefenen
2 juni
recensie feedback geven
12 juni
recensie definitieve versie schrijven

Slide 6 - Tekstslide

H6 > A: Wat je zegt, ben je zelf
Maak aantekeningen!

Slide 7 - Tekstslide

Leerdoelen les
  1. Aan het einde van deze les weet je hoe taal verandert en welke taalvarianten er zijn.

Slide 8 - Tekstslide

Startvraag
Wat hebben Nederlands, IJslands en Gotisch met elkaar te maken? 
Schrijf je antwoord op. 
  • Verwantschap
timer
1:30

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Talen veranderen
  1. Doordat mensen op een andere plaats gaan wonen (en geen contact onderhouden met de mensen die op de originele plaats zijn blijven wonen). 
  2. Doordat we nieuwe producten bedenken en dus nieuwe namen voor die producten. 
  3. Doordat jongeren zich met hun taalgebruik willen onderscheiden. 

Slide 11 - Tekstslide

Begrippen
  • sociolect: taalvariant die afwijkt van de standaardtaal en die gebruikt wordt door een bepaalde sociale groep, bijvoorbeeld jongeren of wetenschappers.
  • jongerentaal: sociolect dat door jongeren gebruikt wordt.
  • straattaal: informele mengtaal die vooral door jongeren van verschillende culturen en achtergronden op school en op straat gesproken wordt en die sterk afwijkt van de standaardtaal.

Slide 12 - Tekstslide

Opdracht - nadenken
Beantwoord de volgende vragen (in je hoofd): 
1. Welke taal spreek je met je ouders? 
2. Bedenk hoe je tegen je ouders zegt dat je een boekopdracht voor Nederlands moet inleveren. 
  • 3. Heb je bij vraag 2 alles vertaald naar je moederstaal of staan er nog Nederlandse woorden tussen? 
  • Meng je verschillende talen tijdens het spreken, dan heet dat codeswitchen. Tijdens het codeswitchen pas jij je taal aan de situatie of aan je gesprekspartner aan. 

Slide 13 - Tekstslide

Begrippen
fantasietaal: nieuwe taal, bedacht door het schrijven van fictie.
neologisme: nieuwgevormd woord in een bestaande taal: kijkfile, ramptoerisme en plofkip

Slide 14 - Tekstslide

Taal blijft hetzelfde
Doordat het gestandaardiseerd wordt
>> 
  • Standaardnederlands

  • Maar ook dan veranderen talen nog steeds en worden de wijzigingen steeds opnieuw opgenomen in woordenboeken en grammatica's. 
  • En soms verandert de standaardtaal door dialecten (een regionale taalvariant). 

Slide 15 - Tekstslide

Begrippen
Dialect: een regionale taalvariant

Denk na:
  • Ken jij (Nederlandse) dialecten? 
timer
1:00

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Video

Aan de slag
Lees in je handboek pg 40-41 en maak de volgende opdrachten op pg 96

Slide 18 - Tekstslide

Begrippen uit deze les
sociolect
jongerentaal
straattaal
fantasietaal
neologisme
dialect
codeswitchen

Slide 19 - Tekstslide