Theme 2 Grammar 5, much, many, a lot, few

Grammar 6: much, many,a lot, (a) few,(a) little. 
How many pieces of candy can you count?
How much water is in this jar?
1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 13 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Grammar 6: much, many,a lot, (a) few,(a) little. 
How many pieces of candy can you count?
How much water is in this jar?

Slide 1 - Tekstslide

  • Je kunt het verschil benoemen in gebruik tussen  'much' en 'many.
  • Je kunt bepalen in welke situatie je 'much' en 'many' gebruikt.
  • Je kunt bepalen in welke situatie je 'a lot' gebruikt.
  • Je kunt het verschil benoemen in gebruik tussen '(a) few' en '(a) little'

Slide 2 - Tekstslide

Much, many, a lot, lots of(1)
Much, many, a lot, lots of kun je allemaal gebruiken om aan te geven dat er 'veel' van iets is. 

Much
 In vragende en ontkennende zinnen als het zelfstandig naamwoord ontelbaar is:
–> Have you got much work to do?
–>There isn’t much information about the accident.

Many
 In vragende en ontkennende zinnen als het zelfstandig naamwoord telbaar is:
–> How many brothers or sisters have you got?
–> I haven’t got many pens left.

Slide 3 - Tekstslide

Much, many, a lot, lots of(2)
 lot of

 In bevestigende zinnen (of het zelfstandig naamwoord telbaar of ontelbaar is, maakt niet uit): 
–> There were a lot of phone calls this morning.
–> We bought a lot of fruit.


Slide 4 - Tekstslide

I haven’t got _______change. I’ve only got a ten euro note.
A
many
B
a lot of
C
much

Slide 5 - Quizvraag

Are there ______campsites near you?
A
many
B
a lot of
C
much

Slide 6 - Quizvraag

I went shopping and spent _____ money.
A
many
B
a lot of
C
much

Slide 7 - Quizvraag

How _____eggs are in this cake?


A
many
B
a lot of
C
much

Slide 8 - Quizvraag

(a) few, (a) little
(a) few, (a) little kun je gebruiken om aan te geven dat er weinig van iets is. 
 je gebruikt (a) little bij zelfstandig naamwoorden die je niet kunt tellen.
Je gebruikt (a) few bij woorden die je wel kunt tellen.

A little

Als het zelfstandig naamwoord ontelbaar is: 
–> I only take a little milk in my tea.
A Few
 Als het zelfstandig naamwoord telbaar is:
–> I met a few friends in town last night.

Slide 9 - Tekstslide

There are very _____ cupcakes left.
A
few
B
little

Slide 10 - Quizvraag

She has ____ sugar at home.
A
few
B
little

Slide 11 - Quizvraag

  • Je kunt het verschil benoemen in gebruik tussen  'much' en 'many.
  • Je kunt bepalen in welke situatie je 'much' en 'many' gebruikt.
  • Je kunt bepalen in welke situatie je 'a lot' gebruikt.
  • Je kunt het verschil benoemen in gebruik tussen '(a) few' en '(a) little'

Slide 12 - Tekstslide

Time left?
Do exercise J25 and J26 in your online workbook.

Slide 13 - Tekstslide