Hormonen 13.1

13.1 De aanmaak van hormonen
Voorkennisvragen:
1. Noem een voorbeeld van een hormoon
2. Op welke manier bereiken hormonen hun bestemming?
3. Waarom reageren cellen in de eierstokken wel op het hormoon FSH maar cellen in de teen niet?
4. Hoe noemen we een proces waarbij een hormoon zijn eigen aanmaak remt? 
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

13.1 De aanmaak van hormonen
Voorkennisvragen:
1. Noem een voorbeeld van een hormoon
2. Op welke manier bereiken hormonen hun bestemming?
3. Waarom reageren cellen in de eierstokken wel op het hormoon FSH maar cellen in de teen niet?
4. Hoe noemen we een proces waarbij een hormoon zijn eigen aanmaak remt? 

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Video

Hormonen

Slide 3 - Woordweb

Slide 4 - Video

Doel en begrippen 13.1 Binas 89A
Je leert hoe hormonen je lichaamsprocessen beïnvloeden

hormoonklieren, endocriene klieren, exocriene klieren, doelwitorganen, hypofyse, hypothalamus, neurohypofyse, adenohypofyse, releasing hormonen, inhibiting hormonen, negatieve terugkoppeling, positieve terugkoppeling

Slide 5 - Tekstslide

Wat voor type stof is een hormoon?
(nb. steroide = cholesterol-achtige stof en tyrosine = een aminozuur)
A
Een eiwit of een steroïde
B
Een vet of een eiwit
C
Een koolhydraat of eiwit of tyrosine-achtige stof
D
Een eiwit of steroïde of tyrosine-achtige stof

Slide 6 - Quizvraag

Waar in je lichaam wordt meestal het 'besluit' genomen om meer of minder hormoon te maken?
A
In de hormoonklieren
B
In de grote hersenen
C
In de hersenstam
D
In de hypothalamus

Slide 7 - Quizvraag

Welk hormoon stimuleert de rijping van eicellen? En welk hormoon stimuleert de secundaire geslachtskenmerken bij de vrouw?
A
- FSH - Testosteron
B
- FSH - Oestradiol
C
- LH - Testosteron
D
- LH - Oestradiol

Slide 8 - Quizvraag

Wat is de werking van FSH in mannen?
A
Het stimuleert de ontwikkeling van zaadcellen
B
Het stimuleert de secundaire geslachtskenmerken
C
Het remt de secundaire geslachtskenmerken
D
Het stimuleert de aanmaak van testosteron

Slide 9 - Quizvraag

Slide 10 - Tekstslide

Zet de hormoonklieren op de juiste plek
Eierstokken
Bijnieren
Eilandjes van Langerhans
Teelballen
Hypofyse
Schildklier

Slide 11 - Sleepvraag

Hormoonklier
Schildklier
Bijnieren
Eilandjes van Langerhans
Eierstokken
Maakt het hormoon...
Hypofyse
Schildklierhormoon
Groeihormoon
Adrenaline
Insuline
Oestrogenen

Slide 12 - Sleepvraag

89 A en B

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Als je naar dit plaatje kijkt, wat kan je dan concluderen over de locatie van de productie van hormonen en de locatie van de afgifte?
Hier wordt ADH en Oxytocine geproduceerd
Hier wordt ADH en Oxytocine aan het bloed afgegeven

Slide 16 - Sleepvraag

Als je naar dit plaatje kijkt, wat kan je dan concluderen over de locatie van de productie van hormonen en de locatie van de afgifte?
Hier wordt ADH en Oxytocine geproduceerd
Hier wordt ADH en Oxytocine aan het bloed afgegeven

Slide 17 - Sleepvraag

Terminologie
Endo = binnen
Exo = buiten
Crino = afscheiden
Meer voorbeelden: Endocytose en exocytose, crinogeen
(zoek maar op)

Slide 18 - Tekstslide

Een hormoonklier is een …1... en een speekselklier is een ...2...
A
1 = endocriene klier 2 = exocriene klier
B
1 = endocriene klier 2 = endocriene klier
C
1 = exocriene klier 2 = endocriene klier
D
1 = exocriene klier 2 = exocriene klier

Slide 19 - Quizvraag

Welke van deze klieren is een exocriene klier?
A
Alvleesklier
B
Hypofyse
C
Zweetklier
D
Bijnier

Slide 20 - Quizvraag

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Deze vraag komt eraan:
BINAS tabel 89C 
Wanneer door een tumor in de schildklier automatisch heel veel T3 en T4 wordt gemaakt, daalt of stijgt dan de hoeveelheid TRH (RH=Releasing hormone)? En de hoeveelheid TSH (SH=Stimulating Hormone)?

Slide 23 - Tekstslide

BINAS tabel 89C
Wanneer door een tumor in de schildklier automatisch heel veel T3 en T4 wordt gemaakt, daalt of stijgt dan de hoeveelheid TRH? En de hoeveelheid TSH?
A
TRH daalt, TSH stijgt
B
TRH en TSH dalen beide
C
TRH stijgt, TSH daalt
D
TRH en TSH stijgen beide

Slide 24 - Quizvraag

Hoe werken releasing hormonen (RH)?
A
Ze binden aan een receptor op het celmembraan met als gevolg een actie van de cel
B
Ze werken als hulpstoffen, die hun buurcellen tot actie prikkelen.
C
Ze binden dan aan een receptor in het cytoplasma. Het gevormde complex heeft effect op het DNA.
D
Ze stimuleren de hypofyse tot afgifte van neurohormonen.

Slide 25 - Quizvraag

Welke stelling is onjuist
A
Hormonen worden vervoerd via het bloed
B
Hormonen komen overal in het lichaam bij vrijwel elke cel
C
Alleen de cellen waar het hormoon voor bedoeld is reageert op het hormoon
D
Elke cel heeft een type receptor waarmee hij het signaal van verschillende hormonen kan ontvangen

Slide 26 - Quizvraag

Slide 27 - Tekstslide

Wat heb je geleerd deze les?

Slide 28 - Open vraag

Hormonen worden gemaakt in               
Hormonen zijn                       of  
Nadat ze gemaakt gaan de hormonen door 
de cellen uit het bloed in.
Alleen bij cellen met de juiste                            kan een hormoon binden.
De binding van het hormoon zorgt voor een  
binnen de cel (andere genexpressie)
exocytose
reactie
hormoonklieren
eiwitten
receptor
vetten

Slide 29 - Sleepvraag

Nu maken par 13.1
verder werken aan je presentatie

Slide 30 - Tekstslide