Insuline toedienen en subcutaan injecteren

Insuline toedienen en subcutaan injecteren
insuline toedienen
en 
subcutaan injecteren 
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 11 min

Onderdelen in deze les

Insuline toedienen en subcutaan injecteren
insuline toedienen
en 
subcutaan injecteren 

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Inhoud van de les
  • We starten met een korte quiz
  • bloedsuiker meten 
  • insuline toedienen
  • medicatie optrekken uit een ampul en subcutaan injecteren
  • Evalueren 

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ga met je telefoon of pc naar lesson up en voer de code in die zo meteen voor iedereen zichtbaar is.

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welk orgaan maakt insuline aan?
A
alvleesklier
B
milt
C
lever
D
galblaas

Slide 4 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een feit over diabetes type 1?
A
Type 1 is een auto-immuun ziekte
B
De meeste mensen hebben diabetes type 1
C
Vaak medicatie gebruik zoals metformine.
D
Je lichaam maakt te weinig insuline aan

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Patiënt, 35 jaar, bekend met diabetes type 1. Glucose waarde 23 mmol/L. De arts zegt: spuit 10 EH extra insuline. Van welk van de onderstaande middelen bedoeld de arts?
A
Levemir
B
Novorapid
C
Metformine
D
Lantus

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke symptomen treden doorgaans op bij diabetes?
A
Dorst, veel plassen, slechte wondgenezing en tremoren
B
Tremoren, veel plassen, slechte wondgenezing en oogklachten.
C
Dorst, veel plassen, slechte wondgenezing en oogklachten.
D
Alle bovenstaande antwoorden zijn juist.

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Waarom bemoeilijkt diabetes de wondgenezing?
A
diabetes verandert de eiwitstructuren en bloedcirculatie
B
diabetes verandert de pijnsensatie en opbouw van de huid
C
hoge bloedsuiker waarde stagneert de wondgenezing
D
alle antwoorden zijn juist

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Patiënt X heeft een bloedsuiker van 3,3 mmol. Wat doe je?
A
Patiënt X heeft een hyperglycemie. Je dient extra insuline toe.
B
Patiënt X heeft een hypoglykemie. Je dient extra insuline toe.
C
Patiënt X heeft een hyperglycemie. Je geeft je patiënt snelle koolhydraten, bijvoorbeeld een Dextro tablet
D
Patiënt X heeft een hypoglykemie. Je geeft je patiënt snelle koolhydraten, bijvoorbeeld een Dextro-tablet.

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Bij een ernstige hypoglykemie kan glucagon door middel van een injectie toegediend worden. Wat is het werkingsmechanisme hiervan?


A
Glucagon wordt in het lichaam snel afgebroken in glucose, waardoor de glucosespiegel stijgt
B
Glucagon zorgt in de lever voor afbraak van glycogeen, waardoor de glucosespiegel stijgt
C
Glucagon is een ander woord voor intraveneuze glucose, dus dit zorgt direct voor een stijging van de glucosespiegel
D
Glucagon zorgt ervoor dat opgeslagen glucose vrijkomt uit de alvleesklier

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bij minder dan 12 IE troebele(!) insuline in de insulinepatroon neem je een nieuwe pen of insulinepatroon in gebruik!
juist of onjuist?
A
Juist
B
onjuist

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Patient, 45 jaar. Heeft in de avond 23.00 uur 20EH lantus gespoten. Rond 6 uur in de ochtend wordt zij wakker met braken en diarree en zij wil niet eten. Dit houdt de hele dag aan.
Wat betekent dit voor haar diabetes en bloedglucosewaarde?
A
Zij zal nu hogere bloedglucose waarden hebben de rest van de dag. extra controles en insuline gewenst.
B
Zij zal waarschijnlijk lagere bloedglucose waarden hebben de rest van de dag. Extra controles gewenst.
C
De lantus is inmiddels uitgewerkt, dus dat levert geen acuut probleem op.
D
De lantus is om 11.00 uur uitgewerkt, tot die tijd moet gecheckt worden op lagere glucose.

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Toedienen: 26 IE insuline
Voorraad: 100 IE / ml
Hoeveel ml ga je toedienen?
A
0.26 ml
B
2.6 ml
C
3,8 ml
D
0.45 ml

Slide 13 - Quizvraag

100 IE = 1 ml
26 IE : 100 IE= 0.26 ml 
Is het nodig om de huid van de zorgvrager te desinfecteren voordat je inuline toe gaat dienen
A
Juist
B
Onjuist

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wanneer je een subcutane injectie hebt gezet dan moet je de naald nog 10 seconden laten zitten voordat je deze verwijderd? juist of onjuist
A
Juist
B
Onjuist

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bloedsuiker meten

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 17 - Link

Deze slide heeft geen instructies

Slide 18 - Link

Deze slide heeft geen instructies

Insuline Toedienen

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aandachtspunten insuline toedienen
  • Bewaar de voorraad insulinepatronen van een navulbare insulinepen in de verpakking in de koelkast. Haal een insulinepatroon 1 à 2 uur voor gebruik uit de koelkast.
  • Wanneer de cliënt meerdere soorten insulinepennen gebruikt, moeten deze goed te onderscheiden zijn.
  • Wissel de injectieplaats af. Minimaal 1 cm verwijderd van de vorige injectieplaats, in een roterend schema.
  

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Geschikte injectiegebieden zijn:
buik
boven/buitenkant van het bovenbeen (handbreedte boven de knie vrijlaten)
billen (bovenste buitenste deel)

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Humane insuline versus analoge insuline
Dien snelwerkende humane insuline in de buik toe en langzaam werkende humane insuline in de billen of het bovenbeen. Analoge insuline kan op elk van de bovengenoemde injectieplaatsen worden toegediend. Roteer de injectieplaats binnen het gekozen lichaamsdeel.
Voorbeeld: novorapid is een analoge insuline en insulatard is een humane insuline

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 23 - Link

Deze slide heeft geen instructies

Subcutaan injecteren

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Protocol medicijnspuit klaar maken

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 26 - Link

Deze slide heeft geen instructies

protocol Subcutaan injecteren

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 28 - Link

Deze slide heeft geen instructies

Evalueren

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies