In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 40 min
Onderdelen in deze les
File in het Suez Kanaal
Slide 1 - Tekstslide
Lesdoelen
Na de les - kun je vertellen wat er aan de hand is in het Suez-
kanaal en wat de gevolgen en de oplossingen zijn.
- ken je de betekenis van moeilijke woorden die in
de tekst staan.
Slide 2 - Tekstslide
Inleiding Wat was er aan de hand in het Suezkanaal?
Slide 3 - Open vraag
"Het Suezkanaal" Waarom is het Suezkanaal belangrijk voor de handel tussen Europa en Azië?
Slide 4 - Open vraag
"Het Suezkanaal" Welke zinnen maken vooral duidelijk dat het Suezkanaal zo'n belangrijke verbinding is?
Slide 5 - Open vraag
"In de file" Wat waren de gevolgen van de blokkade van het Suezkanaal?
Slide 6 - Open vraag
"Enorme walvis" Welke oplossingen had Boskalis bedacht om het schip los te krijgen? Noem er 3
Slide 7 - Open vraag
Waardoor kwam de Ever Given vast te liggen in het Suezkanaal?
A
Waarschijnlijk doordat het schip te zwaar beladen was (r2-3)
B
Waarschijnlijk door een zandstorm of een motorstoring (r16-17)
C
Waarschijnlijk doordat de Ever Given op een plek voer waar eenrichtingsverkeer was (r20-21)
D
De oorzaak staat niet in de tekst
Slide 8 - Quizvraag
In r. 37-38 staat: Maar dat zou een tijdrovende klus zijn geweest, daar in de woestijn. Wat kun je hieruit afleiden?
A
Het was een oplossing waar niemand aan had gedacht
B
Het zou een betere oplossing zijn, maar men probeerde eerst iets snellers
C
Het was geen goede oplossing geweest, dus die zou men zeker niet kiezen
D
Het had ook een oplossing kunnen zijn, maar die koos men liever niet
Slide 9 - Quizvraag
Het containerschip lag dwars in het kanaal, waardoor er geen schip meer langs kon. Deze blokkade had grote gevolgen. Wat betekent de blokkade?
A
de afsluiting van een doorgang
B
de route van een reis
C
de uitkomst van een onderzoek
D
de oplossing van een probleem
Slide 10 - Quizvraag
Schepen winnen met een route via het Suezkanaal veel tijd. Deze route is namelijk veel korter dan de route om Afrika heen.
Wat betekent winnen in deze zin?
A
verdiepen
B
bereiken
C
verliezen
D
besparen
Slide 11 - Quizvraag
Men weet niet precies hoeveel, maar naar schatting 30 procent van al het containervervoer in de wereld passeert het kanaal.
Wat betekent naar schatting?
A
minstens
B
meestal
C
ongeveer
D
precies
Slide 12 - Quizvraag
Het merendeel van de wachtende schepen vervoert uiteenlopende producten. (r.23-24) Dit kan echt van alles zijn.
Wat betekent uiteenlopend?
A
verschillend
B
dezelfde
C
duidelijk
D
bijzonder
Slide 13 - Quizvraag
De meeste schepen vervoeren allerlei producten. Dat varieert van olie en hout tot apparatuur, papier en chocola.
Wat betekent variëren?
A
gelijk blijven
B
afnemen
C
verschillen
D
oplopen
Slide 14 - Quizvraag
De vertraging van de containerschepen zorgt voor hogere kosten en leidt tot problemen voor de bedrijven die op de goederen wachten. (r.26) Denk bijvoorbeeld aan koffie en hout.
Wat betekent de goederen?
A
de mensen
B
de spullen
C
de dieren
D
de ideeën
Slide 15 - Quizvraag
Alle spullen komen nu een paar weken later op hun bestemming aan. Ze komen later aan in de havens, waar ze naar op weg zijn.
Wat betekent de bestemming?
A
De plaats waar iets of iemand vandaan komt
B
de plaats waar iets of iemand al eens geweest is
C
de plaats waar iets of iemand heengaat
D
de plaats waar iets gemaakt is of iemand geboren is
Slide 16 - Quizvraag
Met een tweede zeesleper probeerde men, toen het hoogwater was, om het schip vlot te trekken. Toen kwam het schip weer los.
Wat betekent vlot trekken?
A
op een vlot leggen en wegvaren
B
zo trekken dat het niet meer vastzit
C
vastleggen met een lang touw
D
trekken zodat het lekker hard gaat
Slide 17 - Quizvraag
De containers van de voorkant van het schip halen zou een tijdrovende klus zijn geweest. Dat had heel lang zullen gaan duren.
Wat betekent tijdrovend?
A
wat veel tijd kost
B
wat lastig is
C
wat heel duur is
D
wat gemakkelijk gaat
Slide 18 - Quizvraag
Slide 19 - Tekstslide
In Nederland worden naar schatting 60 verschillende dialecten gesproken.
Wat weet je over nu over het aantal dialecten?
A
Er worden veel meer dan 60 dialecten gesproken.
B
Er worden veel minder dan 60 dialecten gesproken.
C
Er worden ongeveer 60 dialecten gesproken.
D
Er worden zeker weten niet meer dan 60 dialecten gesproken.
Slide 20 - Quizvraag
Kies de goede antwoorden. Er zijn twee antwoorden goed.
Je hebt de keuze uit uiteenlopende gerechten. Wat is het tegenovergestelde van uiteenlopend?
A
verschillend
B
hetzelfde
C
niet hetzelfde
D
gelijksoortig
Slide 21 - Quizvraag
De blokkade
Uiteenlopend
De goederen
De bestemming
Tijdrovend
Wat veel tijd kost
De spullen
Verschillend
De afsluiting van een doorgang
de plaats waar iets of iemand heengaat
Slide 22 - Sleepvraag
Hoe kan een boot stranden?
A
door in diep water het anker overboord te gooien
B
door in de haven aan de kade te gaan liggen
C
door in ondiep water in het zand te varen
D
door op zee de weg kwijt te raken
Slide 23 - Quizvraag
Welk woord kun je het beste invullen?
De Mars-robot heeft na een lange reis zijn … bereikt.
A
goederen
B
bestemming
C
blokkade
D
vlot
Slide 24 - Quizvraag
Eerst zat de boot van Rik vast in het zand. Nu drijft de boot weer in het water.
Wat heeft Rik gedaan?
A
Hij heeft de boot gevaren.
B
Hij heeft de boot verbonden.
C
Hij heeft de boot vlot getrokken.
D
Hij heeft de boot vast laten lopen.
Slide 25 - Quizvraag
De vrachtwagen zat vast in de tunnel. De blokkade duurde ruim 3 uur.
Welke woorden horen bij de blokkade?
A
de plaats – de reis - de aankomst
B
de afsluiting – de belemmering – de doorgang
C
de spullen – de materialen – de producten
D
het verschil- de variatie – de afwisseling
Slide 26 - Quizvraag
Noem minstens twee dingen die je hebt geleerd in deze les.