les 14

Les 14
We herhalen veel
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
TaalBasisschoolGroep 7

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Les 14
We herhalen veel

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

INFINITIEF
voltooid deelwoord
schrijven
beloven
typen
gepest
beloond
verzonden

Slide 3 - Sleepvraag

Slide 4 - Tekstslide

Enkele buren hebben de nieuwkomers informatie
over onze wijk gegeven. 
Onderwerp
Werkwoordelijk gezegde
Persoonsvorm
Lijdend voorwerp
Meewerkend voorwerp
informatie over onze wijk
hebben gegeven
hebben
Enkele buren
de nieuwkomers

Slide 5 - Sleepvraag

Werkwoorde- lijk gezegde
onderwerp
lijdend voorwerp
meewerkend voorwerp
Alle ww in de zin
aan/voor wie+ wg + ow + lv
wat (wie)+wg +ow
Wie (wat) + wg 

Slide 6 - Sleepvraag

De juf vertelde de klas een verhaal.
meewerkend voorwerp
onderwerp
persoonsvorm
lijdend voorwerp
De juf
vertelde
de klas
een verhaal

Slide 7 - Sleepvraag

Juf Annouk
gaf
juf Ilona
gisteren
een groene pen.
Onderwerp
Gezegde
Lijdend voorwerp
Meewerkend voorwerp

Slide 8 - Sleepvraag

onderwerp
gezegde
lijdend voorwerp
meewerkend voorwerp
heeft
aan de patiënt
De dokter
nieuwe pillen
gegeven.

Slide 9 - Sleepvraag

onderwerp
gezegde
lijdend voorwerp
meewerkend voorwerp
wil
Een bos bloemen
Frans Bauer
aan zijn vrouw
geven.

Slide 10 - Sleepvraag

De lerares geeft alle leerlingen een toets.
Sleep de goede benamingen naar de zin. 
persoonsvorm
onderwerp
lijdend voorwerp
meewerkend voorwerp
gezegde

Slide 11 - Sleepvraag

Albert
heeft
een boek
gekocht
voor Harold.
Onderwerp
gezegde
lijdend voorwerp
persoonsvorm
gezegde
meewerkend voorwerp

Slide 12 - Sleepvraag

Slide 13 - Tekstslide

Wat is het persoonlijk voornaamwoord?

De kinderen vinden hem erg gezellig.
A
kinderen
B
Er is geen persoonlijk voornaamwoord.
C
gezellig
D
hem

Slide 14 - Quizvraag

Wat is het persoonlijk voornaamwoord?
'Help jij mee met koken?'
A
Help
B
Jij
C
Mee
D
Koken

Slide 15 - Quizvraag

Wat is in deze zin het persoonlijk voornaamwoord?
Maak je deze vraag goed?
A
je
B
goed
C
deze
D
vraag

Slide 16 - Quizvraag

Wat is het persoonlijk voornaamwoord?

'Weet u waar ik de ingang kan vinden?'
A
U
B
Waar
C
Ik
D
Ingang

Slide 17 - Quizvraag

Wat is het persoonlijk voornaamwoord in de zin...
''Dit huis is niet verkocht. Niemand wil het kopen''.
A
Dit
B
niemand
C
het
D
kopen

Slide 18 - Quizvraag

Slide 19 - Tekstslide

Welk woord is dubbelzinnig gebruikt?

Dat zijn veel noten bij elkaar.
A
zijn
B
noten
C
elkaar
D
bij

Slide 20 - Quizvraag

Welk woord is dubbelzinnig gebruikt?

Mijn kat houdt van spinnen.
A
kat
B
houdt
C
mijn
D
spinnen

Slide 21 - Quizvraag

Welk woord is dubbelzinnig gebruikt?
Ik volg het spoor tot aan de horizon.

Slide 22 - Open vraag

Welk woord is dubbelzinnig gebruikt?

Het blad valt op de grond.

Slide 23 - Open vraag

Welk woord is dubbelzinnig gebruikt?

Dat is een goede maat.
A
dat
B
is
C
goede
D
maat

Slide 24 - Quizvraag

Aan de slag
verwerken taal
Week 1 extra bij les 2
Week 1 Extra bij les 4
Week  2 extra bij les 7
Week 2 extra bij les 9 
timer
1:00

Slide 25 - Tekstslide