BERH: TH13 BS7 Transplantaties en bloedtransfusies

13.7: Transplantaties en bloedtransfusies
1 / 38
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 4

In deze les zitten 38 slides, met tekstslides en 4 videos.

Onderdelen in deze les

13.7: Transplantaties en bloedtransfusies

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lesverloop

  1. Leerdoelen BS7
  2. Leer met deze LessonUp en je boek.
  3. Kennis testen
  4. Aan de slag: maak alle opdrachten in het boek.

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies



  • Transplantatie
  • Auto-immuunziekte
  • Bloedgroepen
  • Antistoffen
  • Bloedtransfusie
  • Resusfactor
  • Zwangerschap
  • Bloedgroepbepaling



13.7.1 Je kunt de problemen beschrijven die het afweersysteem veroorzaakt bij transplantaties en auto-immuunziekten.

13.7.2 Je kunt de rol van bloedfactoren bij bloedtransfusies en de rol van de resusfactor bij zwangerschap beschrijve
Leerdoelen
Waar gaat BS7 over?

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Afweerreactie bij transplantaties
  • Bij een transplantatie wordt een weefsel of orgaan vervangen. 
  • Als dit weefsel of orgaan van een donor afkomstig is dan krijg je een afweerreactie
  • Eiwitten (antigenen) op de cellen van het getransplanteerde weefsel of orgaan worden herkend als lichaamsvreemd. Het lichaam gaat antistoffen maken tegen deze antigenen. 

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bloedtransfusie
  • Bij bijvoorbeeld een ongeluk kun je bloed van een ander ontvangen: bloedtransfusie

  • Ook hier is er kans op een afstotingsreactie. 

  • Een patiënt moet bij voorkeur bloed ontvangen van een donor met dezelfde bloedgroep.

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 6 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Bloedgroepen
Op de celmembranen van bloedcellen zitten bloedfactoren . Dit zijn lichaamsvreemde stoffen voor iemand die deze bloedfactoren niet heeft. 

  • Bloedfactor A
  • Bloedfactor B


Welke bloedfactoren je wel/niet hebt bepaald welke bloedgroep je hebt. 

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bloedgroepen: A, B, AB en 0

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

In het bloedplasma zitten antistoffen tegen de bloedfactoren die bij deze persoon zelf niet op de rode bloedcellen voorkomen.

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wanneer er bloed gegeven wordt aan iemand met antistoffen tegen de bloedfactoren van deze persoon, klonteren de rode bloedcellen samen.

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bloedtransfusie
  • Bloed van donor naar een ontvanger -> rode bloedcellen
  • Bloedgroep van donor en ontvanger moeten bekend zijn!
  • Donor: let op antigenen
  • Ontvanger: let op antistoffen

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bloedgroepbepaling

Bij een bloedgroepbepaling wordt serum gebruikt.

  • Serum met anti-A   ->  antistoffen tegen A
  • Serum met anti-B  ->   antistoffen tegen B
  • (Serum met antiresus)

Voorbeeld: 

Iemand heeft bloedgroep B. 
Deze persoon heeft dus bloedfactor B en antistoffen tegen A (anti-A). Met anti-A serum gebeurt er niets. Het anti-B serum (antistoffen tegen bloedfactor B) bindt aan de bloedcel. Bloed gaat klonteren. 



Serum
Vloeistof met antistoffen

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen
  • Je kunt de problemen beschrijven die door het afweersysteem worden veroorzaakt bij transplantaties en auto-immuunziekten.
  • Je kunt uitleggen welke rol bloedfactoren kunnen spelen bij bloedtransfusies.
  • Je kunt uitleggen welke rol de resusfactor kan spelen bij zwangerschap



Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aan de slag
7.6:  30-32-33-34-35-39

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 16 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Transplantatie
  • Transplantatie: aangepast weefsel of orgaan vervangen door ander weefsel of orgaan.
  • Kan van de patiënt zelf of van donor
  • Afstotingsreactie: Afweer systeem herkent de eiwitten op donor orgaan als lichaamsvreemde stoffen.
  • Antistoffen worden aangemaakt.
  • Auto-immuunziekte: het afweersysteem herkent lichaamseigen eiwit niet meer.

Vitiligo
Dit is een auto immuunziekte. Het lichaam breekt zijn eigen pigment af.

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Orgaantransplantaties
Organen van een ander krijgen:
  • Huid
  • Nier
  • Bot
  • Kraakbeen
  • Bloedvaten
  • Hoornvlies
  • Hart

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Afstotingsreacties
  • Getransplanteerde orgaan is ‘lichaamsvreemd’.
  • Afweersysteem reageert hierop door het op te willen ruimen m.b.v. antistoffen.
  • Met medicijnen zijn deze afstotingsreacties af te remmen.
  • Xenontransplantatie = organen van een dier ontvangen (bv. varken)


Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 20 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Bloedgroepen
Ook rode bloedcellen hebben
Antigenen (bloedfactoren)

  • Bloedgroep B
  • Bloedgroep A
  • Bloedgroep AB
  • Bloedgroep 0

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bloedgroepen

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bloedgroep A
Kan geen bloed ontvangen met antigen B

Donor aan:
  • Bloedgroep B
  • Bloedgroep AB

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bloedgroep B
Kan geen bloed ontvangen met antigen A

Donor aan:

  • Bloedgroep A
  • Bloedgroep AB

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bloedgroep AB
Kan van alle bloedgroepen bloed ontvangen


GEEN DONOR

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bloedgroep 0
Kan geen bloed ontvangen met antigen B of antigen A

Donor aan:
  • Bloedgroep A
  • Bloedgroep B
  • Bloedgroep AB

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Resusfactor (1)

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Resusfactor (2)
  • 85% van mensen heeft antigeen op rode bloedcel zitten dat resusfactor heet (Rh+) = resuspositief.
  • Geen Resusfactor = Rh- (=resusnegatief)
  • Rh+ bloed bij iemand met Rh- bloed? Dan worden antistoffen gemaakt (=antiresus).
  • Eerste keer contact geen probleem omdat het maken van antiresus heel langzaam verloopt.
  • Wel probleem bij moeder met Rh- moeder die voor de tweede keer bevalt van Rh+ kind.


Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Resusfactor (3)
  • Moeder Rh- bij tweede kind mét antiresus
  • Kind Rh+
  • Probleem:
  • Moeder maakt héél langzaam antiresus (scheurtjes in placenta bloed kind in bloed moeder) bij 1e kind geen probleem. Maar bij 2e:
  • Antiresus komt in bloed van kind terecht
  • Rode bloedcellen gaan klonteren
  • Hersen en nierbeschadiging kind

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 30 - Link

Deze slide heeft geen instructies

ko
VOLGENDE FILM 
Wat is het verschil tussen een bacterie en een virus?





Slide 31 - Tekstslide

Vul voor jezelf aan
Substraat: is wat wordt omgezet/verwerkt in een enzym
Active centrum: waar substraat bind met enzym
reactieproduct: wat uit de reactie komt

  1. Lees de §13.7 in je boek.  
  2. Maak alle opdrachten + extra opdrachten + samenhang
  3. Maak aantekeningen van wat je geleerd hebt. 
  4. KIJK NA!
  5. Doe de Test Jezelf online.
  6. Ga naar Biologiepagina.nl om te oefenen.
  7. Vragen? Noteer deze.

Klaar? De komende les ga je de volgende doen - je kunt hier alvast mee beginnen:


  • Ga naar Examenkracht.nl om te oefenen.

Verdieping: bekijk beschikbare videos zoals Biologie met Joost
Aan de slag! 

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bescherming en Antistoffen ABO

Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bloedtransfusie: ABO

Slide 34 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bloedtransfusie: ABO

Slide 35 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bloedtransfusie: ABO

Slide 36 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bloedtransfusie: Resus

Slide 37 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 38 - Video

Deze slide heeft geen instructies