H5.9 Spelling

H5.9 Spelling
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 14 slides, met tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

H5.9 Spelling

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoelen
- Wanneer je er (hier, daar, waar) + voorzetsel los of aan elkaar schrijft.



Slide 2 - Tekstslide

Wanneer je er (hier, daar, waar) + voorzetsel los of aan elkaar schrijft.

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Video

Spelling 5.9       Er (hier, daar, waar) + voorzetsel: los of aan elkaar
Aan elkaar

Je schrijft er (hier, daar, waar) + voorzetsel meestal aan elkaar:
ernaast, hierlangs, daarvoor, waarin.


Volgt er daarna nóg een voorzetsel, dan schrijf je dat er ook aan vast:
ertussenin, hiertegenover, daarachter, waaroverheen.




Slide 5 - Tekstslide

Spelling 5.9       Er (hier, daar, waar) + voorzetsel: los of aan elkaar
Los


Je schrijft er, hier, daar, waar + voorzetsel(s) NIET aan elkaar:

Als het voorzetsel deel is van een splitsbaar werkwoord. Dat voorzetsel mag alléén aan het
werkwoord vast geschreven worden.

Hij gaat ervan uit dat ik dat doe. (werkwoord = uitgaan)
Wie leest er voor? (werkwoord = voorlezen)




Slide 6 - Tekstslide

Spelling 5.9       Er (hier, daar, waar) + voorzetsel: los of aan elkaar
Los


Je schrijft er, hier, daar, waar + voorzetsel(s) NIET aan elkaar:

Als het voorzetsel tot een ander zinsdeel behoort.

We reden naar Friesland en hij zat achter in de auto. (in hoort bij het zinsdeel in de auto)
We reden met de auto naar Friesland en hij zat achterin. (in hoort niet bij een ander zinsdeel)
Leg het boek maar boven op de stapel. (op hoort bij het zinsdeel op de stapel)
Leg het boek maar bovenop. (op hoort niet bij een ander zinsdeel)




Slide 7 - Tekstslide

De tussen-s en tussen -n in een samenstelling.

Slide 8 - Tekstslide

kijk naar het eerste deel van de samenstelling!

Slide 9 - Tekstslide

En ook geen tussen-n bij:
Versteende samenstellingen > We herkennen de betekenis van de losse woorddelen niet meer.

- bakkebaard
- bolleboos
- dageraad

Slide 10 - Tekstslide

Wanneer schrijf je een tussen-s bij samenstellingen?
Als je hem hoort, 
of als je die in een vergelijkbaar woord hoort.

bakkersroom
moederskindje
meningsverschil


Slide 11 - Tekstslide

Wanneer schrijf je een tussen-s bij samenstellingen?
Als je hem hoort, 
of als je die in een vergelijkbaar woord hoort.

station+straat = stationsstraat want: stationsplein
voorjaar+show + voorjaarsshow want: voorjaarsweer 


Slide 12 - Tekstslide

Huiswerk
H5.9 Opdracht 1, 4, 7 en 10

Slide 13 - Tekstslide

Presentaties
Hannatou en Sifora
Isa en Nicky

Slide 14 - Tekstslide